Taalverzorging II

Taalverzorging II
Engelse werkwoorden, hoofdletters, interpunctie, verkleinwoorden, bezit-s 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Taalverzorging II
Engelse werkwoorden, hoofdletters, interpunctie, verkleinwoorden, bezit-s 

Slide 1 - Slide

Doel 
- voorkennis activeren 
- uitleg Engelse werkwoorden

Slide 2 - Slide

Waar denk je aan bij
Engelse Werkwoorden?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

De Regels
  1. Zelfde vervoeging 
  2.  Persoonsvorm tegenwoordig tijd 
  3. Persoonsvorm verleden tijd
  4. Voltooid deelwoord

Slide 5 - Slide

Als het eindigt op -n

Slide 6 - Slide

Als het eindigt op -en

Slide 7 - Slide

Klein filmpje...

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden schrijf je net als:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 11 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Hij (liken) .... elke foto die zij plaatst.

A
likt
B
liket
C
liked
D
likedt

Slide 12 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Na schooltijd (racen) .... hij naar huis om op tijd te zijn voor de visite.
A
racte
B
racde
C
racete
D
racede

Slide 13 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Lisa (daten) .... tegenwoordig een profvoetballer.
A
date
B
datet
C
dated
D
datete

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 15 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 16 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: racen
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 18 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 19 - Quiz

Wat vind je van deze LessonUp?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll