Lezen hoofdstuk 4: Teksten met meningen lezen

Welkom bij Nederlands
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Beter spellen
  • Lezen hoofdstuk 4: Introductie en instaptoets maken
  • Woordenschat

Slide 2 - Slide

Doorgestuurde e-mailberichten worden ook wel ..... mailtjes genoemd.
A
geforwarde
B
geforwardde

Slide 3 - Quiz

Politiemensen zijn ..... ziek, zoals ieder mens.
A
bij tijd en weile
B
bij tijd en weilen
C
bij tijd en wijle
D
bij tijd en wijlen

Slide 4 - Quiz

Ik denk dat niemand dat smoesje .....
A
gelooft
B
geloofd

Slide 5 - Quiz

De bloemist verkoopt veel .....
A
chrysanthen
B
chrisanten
C
chrysanten
D
crisanten

Slide 6 - Quiz

Er zijn geen plassen meer in de tuin dankzij het met keien ..... gat.
A
volgestorte
B
volgestortte
C
volgestordte

Slide 7 - Quiz

Deze nieuwe fiets rijdt even snel ..... die oude brommer.
A
dan
B
als

Slide 8 - Quiz

Je moet deze ..... overhalen om de machine aan te zetten.
A
handle
B
hendel
C
hendle
D
händel

Slide 9 - Quiz

Lezen hoofdstuk 4
  • 4.1: Feit, mening en argument
  • 4.2: Argumenten beoordelen
  • 4.3: Betoog
  • 4.4: Beschouwing

Slide 10 - Slide

4.1 Feit, mening en argument
Hoe herken ik feiten, meningen en argumenten in een tekst?





Slide 11 - Slide

4.2 Argumenten beoordelen
Hoe beoordeel ik de kwaliteit van argumenten in een tekst?

Slide 12 - Slide

4.3 Betoog
Hoe herken ik een betoog en hoe weet ik hoe de schrijver mij probeert te overtuigen?


Doel van de schrijver:
De lezer overtuigen

Slide 13 - Slide

4.4 Beschouwing
Wat is een beschouwing en wat is het doel van een beschouwing?

Doel van de schrijver:
De lezer zelf een mening laten vormen
 

Slide 14 - Slide

Aan de slag!
  • Ga naar NU Nederlands Lezen Hoofdstuk 4
  • Maak de Instaptoets 

Slide 15 - Slide

Wat betekent "delegeren"?
A
uit het leger gaan
B
(taken, werk) door iemand anders laten uitvoeren
C
verdelen
D
uitdelen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het zelfde als "detecteren"?
A
door onderzoek opsporen
B
te weten komen
C
A en B zijn beide goed

Slide 17 - Quiz

Wat betekent differentiëren?
A
het maken van onderscheid
B
berekenen
C
verschillen onderzoeken

Slide 18 - Quiz

Wat betekent "drogreden"?
A
hoofdreden
B
tegenargument
C
redenering die juist lijkt maar het niet is

Slide 19 - Quiz

Mijn resultaat van de instaptoets is...
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll