delend lidwoord
1 / 14
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Ik drink melk
je bois ..... lait (m)
je bois ..... lait (m)
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 5 - Quiz
Ik zie schapen
je vois ..... moutons
je vois ..... moutons
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 6 - Quiz
je mange ......viande (v)
A
du
B
de l'
C
de la
D
des
Slide 7 - Quiz
vertaal:
Hij heeft honden (chiens)
Hij heeft honden (chiens)
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
un kilo .... tomates
A
de
B
d'
C
des
D
du
Slide 10 - Quiz
Ik heb geen boeken
Je n'ai pas ...... livres
Je n'ai pas ...... livres
A
des
B
de
C
d'
D
du
Slide 11 - Quiz
Vertaal:
ik eet veel brood
ik eet veel brood
Slide 12 - Open question
Sleep de delend lidwoorden naar de juiste zinnen.
Je mange ... croissants.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas ... chips.
On a peu ... argent
du
d'
de
des
de l'
