26 januari 2021 Lijdend voorwerp

26 januari 
Extra uitleg taal lijdend voorwerp 10.00 
- zorg dat je geluid gedempt is
- heb je een vraag/of wil je iets zeggen?
Gebruik het handje

1 / 21
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

26 januari 
Extra uitleg taal lijdend voorwerp 10.00 
- zorg dat je geluid gedempt is
- heb je een vraag/of wil je iets zeggen?
Gebruik het handje

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 2 - Open question

Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar één lijdend voorwerp (lv) in een zin.

Hoe vind ik een lijdend voorwerp?
wie/wat + gezegde + onderwerp?

Slide 3 - Slide

Zinsdelen
Het lijdend voorwerp: de persoon of het ding waar iets mee wordt gedaan
Het lijdend voorwerp doet zelf niets

Slide 4 - Slide

Mijn moeder

bakt

een ei.
Lijdend voorwerp

Slide 5 - Drag question

Mijn moeder

bakt

een ei.
Lijdend voorwerp

Slide 6 - Drag question

Mijn vader
leest
de krant.
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend Voorwerp

Slide 7 - Drag question

Ik
heb
een boek
gekocht.
Onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm
gezegde

Slide 8 - Drag question

Lijdend voorwerp?
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.

Slide 9 - Open question

Mijn moeder drinkt dagelijks koffie.
Noem het lijdend voorwerp.

Slide 10 - Open question

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Ik
had
dat boek 
gelezen.
Onderwerp
Persoonsvorm 
Lijdend Voorwerp
 Gezegde

Slide 12 - Drag question

heeft
Melissa
een mooie presentatie
gemaakt.
Het gezegde
het lijdend voorwerp
Het gezegde

Slide 13 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Ze verbeteren me steeds
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
gezegde

Slide 16 - Quiz

Ik vond ze heel lekker om te eten
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
gezegde

Slide 17 - Quiz

Ik vond ze heel bizar
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Mijn zusje schonk mij [haar eerste lachje]
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 19 - Quiz

Mijn vader
leest
de krant.
Onderwerp
Persoonsvorm
Lijdend Voorwerp

Slide 20 - Drag question

Ik weet hoe ik het lijdend voorwerp kan vinden
Ja
Nee

Slide 21 - Poll