2. Feiten, meningen en argumenten

Examentaalwoorden 2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examentaalwoorden 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Examentaalwoorden
Er zijn woorden die vaak in de vragen of de meerkeuzeantwoorden van
schoolonderzoeken en examens voorkomen.

Ken jij de betekenis van deze woorden?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Het voorbeeld toont aan dat uitsluitend robots eerlijke topsport beoefenen.
Wat betekent toont aan?
A
omschrijven
B
het aan iemand geven
C
laten zien dat iets zo is
D
een antwoord op de vraag geven

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions


Het voorbeeld toont aan dat uitsluitend robots eerlijke topsport beoefenen.
Wat betekent uitsluitend?
A
zonder
B
alleen die en niets of niemand anders
C
aan het einde
D
zonder het dicht te doen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions


De maker van de advertentie wil jou aanzetten tot het kopen van het product.
Wat betekent aanzetten tot?
A
iemand zover krijgen dat hij iets gaat doen
B
iets aanschuiven
C
een schakelaar omzetten
D
een apparaat aandoen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


Het doel van de schrijver is je te adviseren over het belang van gezonde voeding.
Wat betekent het woord adviseren?
A
informatie geven
B
raad geven
C
instructie geven
D
advies geven

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


In de inleiding introduceert de schrijver het onderwerp met een  korte anekdote.
Wat betekent het woord ankdote?
A
een vraaggesprek
B
een voorbeeld
C
een uitleg
D
een kort, grappig verhaaltje

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog over
VERBANDEN en SIGNAALWOORDEN?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
echter
denk aan
verder
onder andere
daarnaast
hoewel

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
voorwaarde
oorzaak - gevolg
tijdsvolgorde
indien
later
doordat
vervolgens
ten gevolge van
mits

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Feiten, meningen
en argumenten

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je kunt het verschil tussen feiten, meningen en argumenten zien
- Je kunt meningen herkennen en begrijpen
- Je herkent signaalwoorden voor meningen en argumenten

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bekijk het filmpje over feiten, meningen en argumenten

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Slide 16 - Mind map

Wat is een feit?

Een feit is een uitspraak 

die waar of onwaar kan zijn.

Je kunt de uitspraak controleren.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor
mening?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Slide 19 - Mind map

Leg uit wat een mening is.

Een mening of standpunt is iets wat iemand vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Mind map

Leg uit wat een mening is.

Met een argument legt iemand uit waaróm hij een bepaalde mening heeft.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is mening?
A
Het eerste lesuur begint om 08.00 uur.
B
Je moet minimaal een 5,5 halen voor een voldoende.
C
De toets van Nederlands bestaat uit twee delen.
D
Als je even goed oefent, is Nederlands niet moeilijk.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

feiten en meningen: welke van deze zijn een feit en geen mening?
A
koeien zijn cool
B
stenen zijn KEI goed
C
bomen zijn oud
D
mensen moeten eten of ze gaan dood

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Een mening is ........?
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn géén signaalwoorden voor een argument?
A
omdat - want
B
namelijk - immers
C
aangezien - bovendien
D
echter - daarentegen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn géén signaalwoorden voor een mening?
A
ik vind
B
volgens mij
C
ik ben het er (niet) mee eens dat
D
als... dan...

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions