• Eerst ontleed je de hoofdzin. Benoem het zinsdeel waarvan de
bijvoeglijke bijzin een onderdeel is, als geheel.
o wg mv lv
Een meisje dat heel aardig is, | geeft | hem | een lift.
• Ontleed vervolgens de bijvoeglijke bijzin. Het betrekkelijk
voornaamwoord heeft daarin altijd een functie, dus benoem dat ook.
o ng ng
Een meisje | dat | heel aardig | is, || geeft | hem | een lift