This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Examentekst 2 2021-1
Fietsen verleer je nooit
Slide 1 - Slide
We lezen de tekst fietsen verleer je nooit
Daarna volgen de vragen
Slide 2 - Slide
Wat is de kernzin van alinea 2?
A
De kern van het procedureel geheugen is ervoor zorgen dat
procedures uiteindelijk routines worden
B
Als je leert fietsen, moet je een aantal handelingen onder de knie
krijgen.
C
Door die vaardigheden in kleine stapjes te leren, ga je steeds beter
presteren.
D
Totdat het is ingeslepen en alles wat bij fietsen komt kijken een routine
is geworden.
Slide 3 - Quiz
Wat is volgens Albert Postma, naast herhalingen, bevorderlijk voor het levenslang opslaan van handelingen? zorgen voor
A
het maken van kleine stapjes bij het uitvoeren van handelingen
B
pauzemomenten bij het uitvoeren van handelingen
C
structuur bij het uitvoeren van handelingen
Slide 4 - Quiz
Waar legt Erik Scherder vooral het accent op bij het aanleren van handelingen?
A
intelligentie
B
leeftijd
C
motoriek
D
routine
Slide 5 - Quiz
Albert Postma laat zijn studenten beschrijven hoe ze autorijden. Wat wil hij met dat voorbeeld laten zien? Wat je in je procedurele geheugen hebt opgeslagen
A
bewaar je in stukjes.
B
is lastig om te verwoorden.
C
kun je eenvoudig reproduceren.
D
raak je nooit meer kwijt.
Slide 6 - Quiz
In alinea 6 staan combinaties van activiteiten die je tegelijkertijd kunt doen. Welke combinatie is volgens de informatie uit de tekst NIET mogelijk?
A
fietsen en zingen
B
Gamen en Spaans leren
C
jas dicht ritsen en lopen
D
Skaten en lachen
Slide 7 - Quiz
Wanneer werkt het procedureel geheugen niet goed volgens de informatie uit deze tekst?
A
als je een ongeluk hebt gehad waarbij je hersens beschadigd zijn
B
als je medicijnen gebruikt die invloed hebben op je hersenen
C
als je moet nadenken hoe je iets moet doen
D
als je ziek bent waardoor je hersenen aangetast zijn
Slide 8 - Quiz
Wat is de reden dat bij mensen met dementie het procedureel geheugen nog lang blijft werken?
A
Oude mensen hoeven geen nieuwe dingen meer te leren, vandaar dat
ze dingen die ze al weten gemakkelijk kunnen reproduceren.
B
Handelingen die vaak zijn uitgevoerd worden opgeslagen in een deel
van de hersenen dat niet zo snel wordt aangetast door ouderdom.
C
Herinneringen aan vroeger zijn belangrijk voor oude mensen en
daardoor kunnen ze zich nog op hoge leeftijd bepaalde dingen
herinneren.
Slide 9 - Quiz
Welk spreekwoord past het beste bij de inhoud van alinea 7?
A
Eind goed al goed.
B
Jong geleerd is oud gedaan.
C
Men is nooit te oud om te leren
D
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen
Slide 10 - Quiz
Welke vraag staat in deze tekst centraal?
A
Hoe komt het dat je routines nooit verleert?
B
Op welke manier werkt het opslaan van informatie in het geheugen?