Thursday 4.3 (lesson 2)

Welcome
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

       Today's program:
  • Vocabulary practice
  • Herhaling to be going to

Slide 2 - Slide

Heb je je huiswerk gemaakt?
A
Ja!
B
Nee....

Slide 3 - Quiz

Huiswerk gemaakt?
Zo niet, waarom niet? Zo wel, heb je nog vragen?

Slide 4 - Open question

a bun =
A
snee/plak
B
broodje
C
maaltijd
D
friet

Slide 5 - Quiz

a dish =
A
maaltijd
B
lekker
C
gerecht
D
sap

Slide 6 - Quiz

Wat is tasty?
A
gezond
B
lekker
C
sla
D
sap

Slide 7 - Quiz

Wat betekent juice?
A
maaltijd
B
sap
C
sla
D
lekker

Slide 8 - Quiz

vertaal: groenten
A
meat
B
tomato
C
cheese
D
vegetables

Slide 9 - Quiz

Vertaal: vlees
A
tomato
B
cheese
C
meat
D
bread

Slide 10 - Quiz

Vertaal: eten / voedsel
A
food
B
breakfast
C
eggs
D
dinner

Slide 11 - Quiz

Vertaal: ontbijt
A
eggs
B
food
C
dinner
D
breakfast

Slide 12 - Quiz

tasty
slice
meal
dish
gerecht
lekker
plakje
maaltijd

Slide 13 - Drag question

tomato
cheese
lettuce
meat

Slide 14 - Drag question

Vertaal in het Engels: vegetarisch

Slide 15 - Open question

Vertaal in het Engels: eieren

Slide 16 - Open question

Vertaal in het Engels: bakken

Slide 17 - Open question

a slice=
A
snee/plak
B
maaltijd
C
bestelling
D
gerecht

Slide 18 - Quiz

a meal =
A
gerecht
B
friet
C
snee/plak
D
maaltijd

Slide 19 - Quiz

Vertaal in het Engels: eten / voedsel

Slide 20 - Open question

'to be going to' gebruik je bij een voorspelling waar je WEL zeker weet dat het gaat gebeuren
A
True
B
False

Slide 21 - Quiz

'to be going to' gebruik je bij een afgesproken plan.
A
True
B
False

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Fill in the blank:

Hurry up, it______ eight thirty!(be)
A
is
B
will
C
were
D
has

Slide 24 - Quiz

Fill in the blank:

_______ she cooking dinner ,when you arrived?(be)
A
is
B
has
C
was
D
were

Slide 25 - Quiz

Fill in the blank:

Joey ____ making a clay vase.(be)
A
were
B
being
C
is
D
had

Slide 26 - Quiz

       To be going to (+):

Slide 27 - Slide

It _____________ to be a beautiful day!
A
are going
B
is going
C
might be going
D
will

Slide 28 - Quiz

We ... (to travel) to Canada next year.
A
am going to tavel
B
is going to travel
C
are going to travel
D
are going to to travel

Slide 29 - Quiz

Welk woordje gebruik je, als je een zin ontkennend wil maken?
(Als je wilt zeggen dat iets niet zo is).

Slide 30 - Open question

To be going to (-):

Slide 31 - Slide

(-) They .... (to help) me.
A
is not going to help
B
are not going to help
C
am not going to help
D
are not going to to help

Slide 32 - Quiz

To be going to (?):

Slide 33 - Slide


(?) ...........................( to meet) your brother?
A
We is going to meet
B
Is we going to meet
C
Am we going to meet
D
Are we going to meet

Slide 34 - Quiz

(?) …………………… (to phone) his friend.
A
Are he going to phone
B
Is he going to phone
C
He is going to phones
D
He going to phone

Slide 35 - Quiz

And next...
Maak je weektaak van Engels af...

Slide 36 - Slide