4M Unit 3&4

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Start of the lesson

Start reading your own book

Have a seat and start to read.

Start of the lesson

Start reading your own book

Have a seat and start to read.

Goals

Ik weet waar hoofdstuk 3 over gaat en wat we gaan behandelen in dit hoofdstuk.

Content

- Planning komende 2 weken.

- Chapter 3

- 3.1 A-D

 

Les 1 w41	Lezen Start Unit 3 3.1 A-D	Les 1 w42	Lezen 3.2 A-D
Les 2 w41	Lezen Spreekvaardigheid Adjective - Adverb	Les 2 w42	Lezen Toets bespreken Present simple vs Present Continuous
Les 3/4 w41	Lezen Herhaling Adjective - Adverd 3.1 Af aan het einde van de les	Les 3/4 w42	3e uur: Werken bij LR of grammar bij DU Lezen Spreekvaardigheid 3.2 af aan het einde van de les

Teamwork

Get to work!

3.1 A-D

Start of the lesson

Start reading your own book

Have a seat and start to read.

Les 1 w41	Lezen Start Unit 3 3.1 A-D	Les 1 w42	Lezen Toets bespreken 3.2 A-D
Les 2 w41	Lezen Spreekvaardigheid Adjective - Adverb	Les 2 w42	Lezen Spreekvaardigheid Present simple vs Present Continuous
Les 3/4 w41	Lezen Herhaling Adjective - Adverd 3.1 Af aan het einde van de les	Les 3/4 w42	3e uur: Werken bij LR of grammar bij DU Lezen Spreekvaardigheid 3.2 af aan het einde van de les

Content

- Spreekvaardigheid

- Adjective versus Adverb

- Next lesson

 

bestaat uit drie onderdelen

1. Voorlezen
   
2. Stelling beargumenteren over actueel onderwerp
   
3. Foto/plaatje beschrijven en koppelen aan onderwerp 

Mondeling 

Adjective VS Adverb

Zegt iets over een zelfstandignaamwoord

Zegt iets over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord

She is wearing a beautiful dress.

een werkwoord:

She sings beautifully.

een bijvoeglijk naamwoord:

This castle is incredibly old.

He lived there ................ (happy) for a year.

1. happily
2. happy

He helped me out ............. (real) well.

1. really
2. real

He gets angry very .......... (easy).

1. easily
2. easy

He played the game .............. (good).

1. good
2. well

They worked ........ (hard) in the garden.

1. hardly
2. hard

That teacher always helps you .......... (quick).

1. quickly
2. quick

Start of the lesson

Start reading your own book

Have a seat and start to read.

Les 1 w41	Lezen Start Unit 3 3.1 A-D	Les 1 w42	Lezen Toets bespreken 3.2 A-D
Les 2 w41	Lezen Spreekvaardigheid Adjective - Adverb	Les 2 w42	Lezen Spreekvaardigheid Present simple vs Present Continuous
Les 3/4 w41	Lezen Herhaling Adjective - Adverb 3.1 Af aan het einde van de les	Les 3/4 w42	3e uur: Werken bij LR of grammar bij DU Lezen Spreekvaardigheid 3.2 af aan het einde van de les

Content

- Reading

- Adjective versus Adverb

- Practise

- Reading

- Practise

 

Adjective VS Adverb

She worked all afternoon. (quiet)

He showers after the gym. (always)

The clock hung upon the wall. (old)

Adjective VS Adverb

Zegt iets over een zelfstandignaamwoord

Zegt iets over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord

She is wearing a beautiful dress.

een werkwoord:

She sings beautifully.

een bijvoeglijk naamwoord:

This castle is incredibly old.

Get

to 

work!

Start of the lesson

Start reading your own book

Have a seat and start to read.

Les 1 w41	Lezen Start Unit 3 3.1 A-D	Les 1 w42	Lezen 3.2 A-D
Les 2 w41	Lezen Spreekvaardigheid Adjective - Adverb	Les 2 w42	Lezen Toets bespreken Present simple vs Present Continuous
Les 3/4 w41	Lezen Herhaling Adjective - Adverd 3.1 Af aan het einde van de les	Les 3/4 w42	3e uur: Werken bij LR of grammar bij DU Lezen Spreekvaardigheid 3.2 af aan het einde van de les

Content

- Reading

- Get to work

- Next lesson

 

Get to work!

3.2 A-D

Start of the lesson

Start reading your own book

Have a seat and start to read.

Les 1 w41	Lezen Start Unit 3 3.1 A-D	Les 1 w42	Lezen 3.2 A-D
Les 2 w41	Lezen Spreekvaardigheid Adjective - Adverb	Les 2 w42	Lezen Toets bespreken Present simple vs Present Continuous
Les 3/4 w41	Lezen Herhaling Adjective - Adverd 3.1 Af aan het einde van de les	Les 3/4 w42	3e uur: Werken bij LR of grammar bij DU Lezen Spreekvaardigheid 3.2 af aan het einde van de les

Content

- Reading

- Toets bespreken

- Present simple vs Present continuous

 

Toets bespreken

Tel je punten na. 

Controleer je antwoorden en stel vragen als je deze hebt. 

Voor de toets kon je in totaal 78 punten halen.

Present Simple VS Present Continuous

Present Simple	Present Continuous
facts, habits, things that happen regularly.	happening right now , activities that last longer, annoyance, irritation
signal words : always, never, seldom, sometimes, usually etc.	signal words : now, right now, at the moment, listen! look!
example : I walk to school every morning. Do I walk to school every morning? I don't walk to school every morning	example : I am walking at the moment. Am I walk at the moment? I'm not walking at the moment.
Form: Stam/Stam + s ? of - = + do / does	To be + stam + ing

Present simple vs. present Continuous