Examentraining laatste week

Welcome

1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

Examentraining Engels
by: Yvonne Elzinga

Slide 2 - Slide

Inleiding

  • tips examenstress
  • benodigdheden
  • aanpak teksten
  • signaal woorden quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Examen Engels

Slide 5 - Mind map

Hoeveel tijd heb je voor het eindexamen Engels?
A
anderhalf uur
B
twee uur
C
twee en een half uur
D
drie uur

Slide 6 - Quiz

Wat neem je mee voor je examen Engels?

Slide 7 - Open question

Woordenboek

  1. Bekijk eerst of je de betekenis in de context weet.

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt.
  3. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  4. Er staan vaak meerdere betekenissen. Zoek de meest passende.
  5. Oefen met het woordenboek dat je op je examen gaat gebruiken.

Slide 8 - Slide

Indeling Examen

Slide 9 - Slide

Welk punt ga je halen op het CSE?

Slide 10 - Mind map

Het grote geheim
het Centraal Examen vraagt niet om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers

Slide 11 - Slide

Het recept
- Ken de Signaalwoorden

- Ken je Woordjes

- Ken de Vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen

Slide 12 - Slide

Vraagsoorten
- Meerkeuzevraag
- Open vraag
- Gatenvraag
- Beweringenvraag 
(ja/nee, wel/niet)
- Citeer vragen 

Slide 13 - Slide

Welke vraagsoort is het moeilijkst?

Slide 14 - Mind map

Meerkeuzevraag: Stappenplan
Lees EERST de vraag GOED, DAN PAS de antwoorden! Staat er nuttige informatie in de vraag?

In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in paragrafen 1 en 2.

Verder staat er het woord relate in de vraag. We moeten dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om welk tekstverband het gaat.

Slide 15 - Slide

Meerkeuzevraag (vervolgd)
1. Lees de relevante tekst, en niets meer!
2. Streep alle signaal- en functiewoorden aan
3. Lees dan pas de antwoorden.
4. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
5. Past het antwoord in het onderwerp van de tekst? (Je hebt vooraf gescand).
6 Kies je antwoord

Slide 16 - Slide

Beweringenvragen
Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 17 - Slide

Stappenplan
Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
- Internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwoordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.

Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord in de buurt!

Slide 18 - Slide

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 19 - Slide

Stappenplan
- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.

- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 
Voorbeeld

Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns? 
Geef antwoord in het Nederlands. 

--> Je markeert alinea 1.
--> Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
--> er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
--> Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden

Slide 20 - Slide

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.




Slide 21 - Slide

gatenvragen
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na       de gap.
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een       negatieve zin kunt vinden.
- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden         is,  bv. tussen A en B.
- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van       de tekst ligt.

Slide 22 - Slide

Ter conclusie
Om een voldoende te halen moet je woordjes leren en trucjes kennen.

Weet wat CITO van je vraagt en je kunt genoeg vragen goed beantwoorden.

Oefening baart kunst

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!!


Slide 23 - Slide

Woordquiz

Slide 24 - Slide

1 Bestudeer de signaalwoorden

Slide 25 - Slide

When they go to Austria, they like walking ............ skiing.
A
as well as
B
in addition
C
as long
D
because of

Slide 26 - Quiz

I can play quite a few musical instruments, ........., the flute, the guitar, and the piano.
A
neither nor
B
both and
C
either or
D
for example

Slide 27 - Quiz

My father loves going to restaurants which serve exotic foods. .........., last week he went to a restaurant which serves deep-fried rattlesnake.
A
For instance
B
equally
C
admittedly
D
certainly

Slide 28 - Quiz

The V2 was not an ordinary weapon: it could only be used against cities. ............. the atom bomb.
A
moreover
B
otherwise
C
however
D
Likewise

Slide 29 - Quiz

Countries .......... Sweden have a long record of welcoming refugees from all over the world.
A
despite
B
such as
C
besides
D
provided

Slide 30 - Quiz

..........I have a long journey to school, I quite like travelling there on the bus
A
and
B
but
C
although
D
because

Slide 31 - Quiz

My school has got a great swimming pool ............we don't use it very often
A
and
B
but
C
despite
D
however

Slide 32 - Quiz

I thought I was doing well. ....., my teacher says I need a bit more practice
A
Although
B
However
C
But
D
Despite

Slide 33 - Quiz

purpose
A
opzettelijk
B
doel
C
misschien
D
alhoewel

Slide 34 - Quiz

achieve
A
werken
B
instemmen met
C
bereiken
D
het is maar goed dat

Slide 35 - Quiz

develop
A
ontwikkelen
B
aantrekken
C
duidelijk
D
opvoeding

Slide 36 - Quiz

increase
A
vergroten
B
afname
C
oplossing
D
toename

Slide 37 - Quiz

violence
A
vriendelijk
B
onderzoek
C
geweld
D
in elkaar slaan

Slide 38 - Quiz

average
A
op leeftijd
B
oudere
C
bos
D
gemiddelde

Slide 39 - Quiz

common
A
computerprogramma
B
website
C
forens
D
gewoon

Slide 40 - Quiz

.
ENGLISH CLASSROOM STAAT NOG VAN ALLES BIJ CSE

Slide 41 - Slide

Questions....

Slide 42 - Slide

Good luck with studying for your English exam!

Slide 43 - Slide