Doelstelling 1 Je kunt de Duitse getallen 1 t/m 100 gebruiken voor leeftijden, woonadres, verjaardag, lestijden, kloktijden etc. te kunnen benoemen.
Doelstelling 2
Je kunt in het Duits over een familieleden vertellen, welk familieleden het allemaal zijn (broer, zus, ouders, oom, tante, neef, opa etc.), hoe ze heten, hoe oud ze zijn en uiterlijke kenmerken benoemen.
Doelstelling 3
Je kunt over iemands dagbesteding en zijn/haar vrije tijd van alle dagen van de week vertellen (opstaan, school, sport, hobby, avond en weekend).
Doelstelling 4
Je kunt het lesrooster van iemand anders vertellen en zijn/haar mening over school, een docent of een vak aangeven.