5.9: Wat zijn uw klachten?

5.9: wat zijn uw klachten?
Aan het einde van de les kan je vertellen wat je klachten zijn bij de huisarts. 
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

5.9: wat zijn uw klachten?
Aan het einde van de les kan je vertellen wat je klachten zijn bij de huisarts. 

Slide 1 - Slide

Een huisarts
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

één school
twee .....

Slide 3 - Open question

Waar koop je medicijnen?
A
bij de apotheek
B
bij de supermarkt

Slide 4 - Quiz

haal
haalt
haalt
halen
halen
halen
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)

Slide 5 - Drag question

de klacht
De dokter vraagt waar je pijn hebt. 
Jij zegt dan:
- Ik heb last van...
- Ik heb pijn in mijn.... 
 - ik heb .....pijn


Slide 6 - Slide

de keel 
De dokter kijkt in je keel als je keelpijn hebt. 

Zin: Mijn keel doet pijn. 

Slide 7 - Slide

de spier
  • deel van je lichaam waardoor je je kunt bewegen en waardoor je kracht hebt. 
  • Zin: Omdat de jongen heel veel traint, worden de spieren heel sterk.

Slide 8 - Slide

hoesten
kuch kuch.
Wanneer je griep hebt, hoest je veel. 
Zin: Ik ben ziek. Ik moet steeds hoesten. 

Slide 9 - Slide

het recept
  • briefje van de dokter voor de apotheek
  • zin: Ik krijg een recept van de dokter.
  • zin: De dokter geeft mij een recept.
  • Het recept - de recepten

Slide 10 - Slide

de griep
Een ziekte die ontstaat door een virus, waarbij je warmer wordt en pijn krijgt in je spieren.
Zin: Juf Arslan heeft griep. Ze komt niet naar school. 

Slide 11 - Slide

sinds
  • vanaf
  • van vroeger tot nu
  • zin: Ik kom uit Syrië. Sinds november ben ik in Nederland.

Slide 12 - Slide

waarschijnlijk
  • als iets mogelijk is, maar je bent niet zeker 
  • je probeert iets en hoopt dat het lukt
  • je denkt dat het waar is
  • synoniem: misschien, vermoedelijk
  • zin: De leerlingen maken de toets waarschijnlijk heel goed.
  • zin: Waarschijnlijk lukt het mij om op tijd bij de afspraak te zijn.

Slide 13 - Slide

Beterschap
Als iemand ziek is, dan zeg je beterschap. Dan wil je dat hij of zij beter wordt. 

Zin: Juf Arslan is ziek. Wij zeggen beterschap tegen haar. 

Slide 14 - Slide

Maak een vraag.

Slide 15 - Open question

Maak een zin.

Slide 16 - Open question