kahoot

• Aardrijkskunde
• Basisschool
• Groep 2

Kerstquizzzz

Hitler kwam in 1932 aan de macht

1. juist
2. niet juist

ten tijde van Stalin werd een zelfstandige boer een .......genoemd

1. kolchozen
2. koelak
3. mensjewiek
4. sovchozen

Hitler is op democratische wijze aan de macht gekomen

1. waar
2. niet waar
3. waar en niet waar

Mussolini was van oorsprong een socialist

1. waar
2. niet waar

overeenkomsten tussen Stalin, Mussolini en Hitler zijn?

1. rassenleer en onderdrukking
2. rassenleer en parlement
3. onderdrukking en persoonsverheerlijking
4. persoonsverheerlijking en internationalisme

Vanaf 1939n moesten jongeren lid zijn van de Hitlerjugend vanaf 10 jaar

1. waar
2. niet waar

Hitler is met een meerderheid van stemmen aan de macht gekomen

1. waar
2. niet waar

Het belang van de Weimarrepubliek was dat

1. de keizer moest vluchten
2. dit het einde van de monarchie betekende
3. Duitsland een parlementaire democratie werd
4. Duitsland een dictatuur werd

noem drie kenmerken van het nationaal socialisme

1. democratie, racisme, marxistisch
2. totalitair, gewelddadig, internationaal
3. gewelddadig, internationaal, totalitair
4. anti-democratisch, gewelddadig, antisemitisch

een periode van relatieve rust en welvaart tijdens de Weimarrepubliek was van

1. 1918-1924
2. 1924-1929
3. 1929-1933

het gevolg van de dolkstootlegende was dat

1. het wantrouwen in de Weimarrepubliek nam af
2. de adel de schuld kreeg van verlies WO 1
3. het leger gaf zich hierdoor over in 1918
4. Hitler kwam hierdoor aan de macht

welke persoon hoort hier niet thuis

1. Hitler
2. Keizer Wilhelm 2
3. Stalin
4. Mussolini

De machtigingswet betekende

1. dat Hitler alle macht kreeg
2. het einde van de democratie
3. het begin van een dictatuur
4. dat onderdrukking van organisaties mogelijk werd

De swastika (hakenkruis) vindt zijn oorsprong in het buddhisme

1. waar
2. niet waar

rassenleer is een kenmerk van het

1. fascisme
2. nationaal socialisme
3. communisme
4. imperialisme

in concentratiekampen werden joden massaal vergast

1. waar
2. niet waar

in de jaren 20 vond er hyperinflatie plaats in Duitsland

1. hierdoor werden veel mensen rijk
2. dit zorgde voor onrust en onvrede
3. hierdoor kon Duitsland makkelijk haar oorlogsschuld betalen
4. hierdoor ontwikkelde de Duitse economie zich goed

Hitler heeft in Wenen veel geld verdiend met

1. verkopen van eigen gemaakte beeldjes
2. verkopen van eigen gemaakte schilderijen
3. verkopen van eigen gemaakte ansichtkaarten
4. verkopen van eigen gemaakte truien

dit is de leukste quiz die je ooit hebt gehad

1. waar
2. niet waar

het fascisme vond plaats in de volgende landen

1. Frankrijk, Spanje en Italië
2. Frankrijk, Duitsland en Italië
3. Duitsland, Spanje en Frankrijk
4. Duitsland, Spanje en Italië

wie is deze man?

1. Lenin
2. Brezjnev
3. Stalin
4. Marx

dit is een hele leuk klas (geworden) en ik heb ontzettend veel plezier met jullie

1. waar
2. niet waar