verkeerd voorzetsel & dubbele ontkenning

verkeerd voorzetsel & dubbele ontkenning
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

verkeerd voorzetsel & dubbele ontkenning

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van deze les kun je dubbele ontkenningen en verkeerde voorzetsels herkennen

Slide 2 - Slide

Dubbele ontkenning
  • Een dubbele ontkenning is het herhalen van een ontkennend woord.
  • Twee ontkennende woorden in 1 zin.
  • Door een dubbele ontkenning wordt de uiting positief.

Voorbeelden:
Wij hebben nooit geen problemen. -> Wij hebben altijd problemen.
Zij voelen er niets voor om niets te doen.

Slide 3 - Slide

Dubbele ontkenning

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

bedenk zelf een dubbele ontkenning

Slide 7 - Open question

Heeft deze zin een dubbele ontkenning:

Ik wil voorkomen dat ik morgen niet op tijd kom.
A
wel dubbele ontkenning
B
geen dubbele ontkenning

Slide 8 - Quiz

Heeft deze zin een dubbele ontkenning:
Ik ga morgen niet naar school.
A
Geen dubbele ontkenning
B
Wel dubbele ontkenning

Slide 9 - Quiz

Heeft deze zin een dubbele ontkenning:
Met deze grote paraplu voorkom je dat je niet nat wordt.
A
Geen dubbele ontkenning
B
Wel dubbele ontkenning

Slide 10 - Quiz

Heeft deze zin een dubbele ontkenning:
Ik ontken dat ik daar niet ben geweest
A
Geen dubbele ontkenning
B
Wel dubbele ontkenning

Slide 11 - Quiz

verkeerd voorzetsel

Slide 12 - Slide

voorzetsels:
of kastwoorden
Aan
Achter
Boven (op)
Door
In
Met
Na
Naast
Voor

Slide 13 - Slide

Verkeerd woord of uitdrukking
Het is soms lastig om te onthouden welk voorzetsel bij een werkwoord hoort.

Voorbeeld: 
Mijn oom en tante hebben gisteren tegen hun kinderen verteld dat ze gaan verhuizen. 


 

Slide 14 - Slide

vaste voorzetsels
fietsen met, fietsen langs
trekken aan, trekken uit
zoeken op
delen met

Slide 15 - Slide

oefen opdracht:

Slide 16 - Slide

Ik ben benieuwd ... de cijfers.
A
voor
B
naar
C
over
D
met

Slide 17 - Quiz

ik ga maar af ... wat de dokter zegt.
A
van
B
voor
C
op
D
naar

Slide 18 - Quiz

Hij zit helemaal in de knoop ... zichzelf
A
door
B
op
C
in
D
met

Slide 19 - Quiz

Welke is fout:
A
Ik loop de winkel binnen.
B
Hij is benieuwd naar de cijfers.
C
Ik wacht voor de bus.
D
De vogel zit in de kooi.

Slide 20 - Quiz

Dit was de les!

Slide 21 - Slide