In zin a is het werkwoord niet letterlijk, maar figuurlijk bedoeld en is het voorzetsel aan een vast voorzetsel bij het werkwoord hangen.
In zin b is het werkwoord letterlijk bedoeld en heeft het geen vast voorzetsel.
In zin c is het werkwoord niet letterlijk, maar figuurlijk bedoeld en is het voorzetsel op een vast voorzetsel bij het werkwoord rekenen.
In zin d is het werkwoord letterlijk bedoeld. Het heeft geen vast voorzetsel.