2vw3, 19-01-2023

Telefoon in de tas, pak je spullen en begin met lezen.
Deadline keuze-opdracht van 2e boek is op 22-01-2023.

Welkom klas 2 
timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Telefoon in de tas, pak je spullen en begin met lezen.
Deadline keuze-opdracht van 2e boek is op 22-01-2023.

Welkom klas 2 
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Deze les:
Wat hebben we de vorige les gedaan?

Uitleg weektaakopdrachten week 2

Herhaling vzv

Koppelwerkwoorden leren

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

- kun je de woordsoorten lw, znw, bnw, vz, pers.vnw, hww, zww,         bez.vnw, wdkd.vnw en wdkg.vnw benoemen.
- kun je de kww benoemen.

Slide 3 - Slide

1. je abonneren op (vast voorzetsel bij werkwoord)
2. Je | moet | je | abonneren | op dit leuke tijdschrift.
                                                         voorzetselvoorwerp
                                                        (bvb leuke bij tijdschrift)
De vaste voorzetsels staan aan het begin van een zinsdeel en niet bij het werkwoord
opdracht 3 blz. 79 uitleg

Slide 4 - Slide

Voorzetselvoorwerp
het vz is een vast onderdeel bij het zelfstandig ww in de zin!
je kunt het vz niet (of bijna niet) vervangen door een ander vz

als het voorzetsel vervangen kan worden door een ander vz dan is het een bwb
Ik wacht op/naast/in/tegenover het station

Slide 5 - Slide

opdracht 4 blz 79
a Tijdens de geschiedenisles | hangt | Jasmijn | aan de lippen van haar docent.
 b De was | hangt | al twee dagen | in de regen | aan de waslijn.
 c Je | moet | vanavond | niet | op mij | rekenen.
 d De leerlingen | rekenen | nog steeds | op ruitjesblaadjes.

Slide 6 - Slide

Vraag 4 3a
In zin a staan vier zinsdelen en in zin b vijf.
In zin a is het zinsdeel dat met het voorzetsel aan begint een vzv en in zin b is het zinsdeel dat met aan begint een bwb.
In zin c staan zes zinsdelen en in zin d vier. In zin c is het zinsdeel dat met het voorzetsel op begint een vzv en in zin d een bwb.

Slide 7 - Slide

Vraag 4 3b
In zin a is het werkwoord niet letterlijk, maar figuurlijk bedoeld en is het voorzetsel aan een vast voorzetsel bij het werkwoord hangen.
 In zin b is het werkwoord letterlijk bedoeld en heeft het geen vast voorzetsel.
 In zin c is het werkwoord niet letterlijk, maar figuurlijk bedoeld en is het voorzetsel op een vast voorzetsel bij het werkwoord rekenen.
 In zin d is het werkwoord letterlijk bedoeld. Het heeft geen vast voorzetsel.

Slide 8 - Slide

Werkwoordstijden
OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd
         Ik speel gitaar. 
VTT: voltooid tegenwoordige tijd
        Ik heb gitaar gespeeld.
OVT: onvoltooid verleden tijd
        Ik speelde gitaar. 
VVT: voltooid verleden tijd
       Ik had gitaar gespeeld.
Voltooide tijd: hulpwerkwoord (hebben of zijn) + voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Stappenplan
Stap 1: Bepaal het gezegde.

Stap 2: Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? Dit bepaalt de eerste letter. Voltooid (V) of Onvoltooid (O)

Stap 3: In welke tijd staat de persoonsvorm? Dit bepaalt de tweede letter.
Tegenwoordig (T) of Verleden (V).

Stap 4: Rond af met T voor tijd.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Heb je het huiswerk al gemaakt?

  • Gezegde: heb gemaakt 
  • Heb + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (heb) staat in de tegenwoordige tijd: tegenwoordig (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 11 - Slide

werkwoordstijden
aan de pv kun je zien in welke tijd een zin staat
voltooide tijd met een vorm van hebben of zijn (hulpww van tijd) 
onvoltooide tijd geen: hulpww hebben en zijn 

je kijkt bij de tijdsbepaling van de zin niet naar tijdwoorden maar naar de persoonsvorm

Slide 12 - Slide

wanneer vvt of vtt
Voltooide verleden tijd: Het maakt niet uit hoe iets gebeurde, maar dat iets gebeurde
Jan had gisteren gevoetbald.

Voltooide tegenwoordige tijd: Iets dat nog relevant is voor het heden
Het KNMI heeft een noodtoestand uitgeroepen. Daarom zit iedereen nu binnen.

Slide 13 - Slide

theorie blz. 82 en 83

Slide 14 - Slide

ezelsbruggetje
Z zijn                                                                    H heten
W worden                                                          D dunken
O                                                                            V voorkomen
B blijken
B blijven 
E
L lijken                                                             Zwobbels HDV
S schijnen

Slide 15 - Slide

schrijf in je schrift:
Het koppelwerkwoord geeft geen handeling aan

het koppelt het onderwerp aan een deel met een bijvoeglijk en of zelfstandig naamwoord

weektaak: maken opdr. 8, 9, 10, 11, 12 (blz. 81-84)

Slide 16 - Slide

opdracht 9 blz. 82
zin 1. De excursies naar de grote Europese steden | zijn | allemaal | leuk.

kww is zijn koppelt leuk aan de excursies naar de grote Europese steden

zin 2. De tandartsassistente | kwam| mij |erg bekend voor.
kww: kwam voor
 Het koppelt ‘De tandartsassistente’ aan ‘erg bekend’.


Slide 17 - Slide

zijn worden blijven
kunnen gebruikt worden als kww of als hww

zijn en blijven kunnen ook als zww gebruikt worden (zich ergens bevinden)

Marco is afwezig                                                                      is = kww
Marco is afwezig geweest                                                   is = hww
Marco is weer op school                                                       is = zww

Slide 18 - Slide

schrijf in je schrift:
Een koppelwerkwoord en een zelfstandig werkwoord kunnen nooit tegelijk in een zin staan!!

Opdracht 10: maak van kww en hww
1. Die operatie is vervelend wordt dan:
Die operatie is vervelend geweest.

Slide 19 - Slide

Evaluatie 
1. Ben je voldoende opgefrist m.b.t. vzv?
1. Is de uitleg duidelijk?
2. Wat heb je nog nodig en hoe ga je dat aanpakken?
3. Vragen?

SUCCES!

Slide 20 - Slide

weektaak
Maken:
Opdr. 8, 9, 10, 11, 12 (blz. 81-84)
Deadline 22 jan:
Leesboek 2 uit.

Slide 21 - Slide