Schrijfopdracht (H2.1, opdr 11)
1. Kies een tijd: verleden of toekomst. (Waar komt de hoofdpersoon terecht?)
2. Bedenk een plaats waar je je verhaal laat afspelen.
3. Schrijf je verhaal. Houd rekening met de volgende punten:
• Schrijf een verhaal van ongeveer 300 tot 500 woorden.
• Zorg dat je verhaal spannend is.
• Eindig met een cliffhanger.
• Zorg ervoor dat de lezer een goed beeld krijgt van de plaats en de tijd waarin je terecht bent gekomen.