Hfdst 3.3 lezen

Hfdst 3.3 lezen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hfdst 3.3 lezen

Slide 1 - Slide

leerdoelen hoofdstuk 3.3:
meningen en argumenten herkennen;
• signaalwoorden die een reden aangeven;
• wat een betoog is;
• signaalwoorden die een conclusie aangeven;
• hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft.

Slide 2 - Slide

lesdoel vandaag:
meningen en argumenten herkennen (herhaling);
• signaalwoorden die een reden aangeven;
• wat een betoog is;
• signaalwoorden die een conclusie aangeven;
• hoe je de hoofdgedachte van een tekst vindt en opschrijft.

Slide 3 - Slide

Een mening ondersteun je met een argument. Wat is een synoniem voor 'argument'?
A
feit
B
reden
C
gevolg
D
mening

Slide 4 - Quiz

Is het een feit, een mening of een mening met een argument?

Zwart met wit is een mooie combinatie.
A
mening
B
feit
C
mening met argument

Slide 5 - Quiz

Tekstdoelen en tekstsoorten
Elke tekst wordt geschreven met een doel: een tekstdoel.
De schrijver wil iets bereiken.
Tekstdoelen
  • amuseren
  • informeren
  • overtuigen


Slide 6 - Slide

Tekstdoel - overtuigen 
  • Wanneer de schrijver van een tekst zijn mening geeft en vertelt waarom hij iets vindt (................) is het tekstdoel: overtuigen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Opdracht maken
Hoofdstuk 3.3 opdracht 3, 4 en 6.
opdracht 5 vandaag overslaan.
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden: reden

Slide 10 - Slide

Opdracht maken
Hoofdstuk 3.3 opdracht 8
signaalwoorden van reden
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Wat zijn signaalwoorden van 'reden' ?
A
als(...dan), indien, tenzij, wanneer
B
maar, toch, echter, desondanks, aan de ene kant .... aan de andere kant, daar staat tegenover
C
zo, bijvoorbeeld, neem nou, zoals
D
daarom, omdat, want, namelijk, immers

Slide 12 - Quiz



In een overtuigende tekst wil je iemand ........
Met een overtuigende tekst wil de schrijver......?
A
Jou overtuigen om zijn mening over te nemen
B
Iemand overhalen om iets te doen
C
Iemand uitnodigen
D
Iemand informeren

Slide 13 - Quiz


Een mening ondersteun je met en argument. Wat is een synoniem voor argument?
A
Feit
B
Reden
C
Gevolg
D
Mening

Slide 14 - Quiz