Paragraaf 5 Een kijkje achter de schermen

Programma
herhaling 3.4
huiswerk nakijken 3.4 en rekentrainer 3.4
vraag 8, 10 en 11
uitleg en maken paragraaf 3.5
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
herhaling 3.4
huiswerk nakijken 3.4 en rekentrainer 3.4
vraag 8, 10 en 11
uitleg en maken paragraaf 3.5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Een stukadoor kan 650 m2 stuken in 145 uren. Hoeveel is zijn arbeidsproductiviteit per uur? Laat een berekening zien.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions


In een autofabriek werken 45 mensen. Per maand worden er 3600 auto's gemaakt. Wat is de arbeidsproductiviteit per medewerker per jaar? Laat je berekening zien.

Slide 3 - Open question

3600 x 12 = 43200/45=960 
Gemiddelde Arbeidsproductiviteit per werknemer per jaar= 960 auto's
Wat is arbeidsverdeling?
A
Iedereen doet zijn werk waar hij/zij goed in is.
B
Werk wordt verdeeld, zodat je de dingen die je lastig vindt kunt leren
C
Werk wordt verdeeld over verschillende landen.
D
Iedere maand verander je van werkzaamheden.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

1. Waarvoor worden Indexcijfers gebruikt?
A
Om te zien hoeveel een aandeel nu waard is
B
Hoeveel % winst een bedrijf in een maand gemaakt heeft.
C
verandering in een reeks getallen makkelijk te zien

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd
A
100%
B
1
C
100

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Bereken de indexcijfers
van jaar 2012 t/m 2016.
Het basisjaar is 2013.
A
97 - 99 - 101 - 105
B
103 - 102 - 105 - 106
C
97% - 99% - 101% - 105%
D
(-3%) - (-1%) - (+1%) - (+5%)

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

huiswerk 
paragraaf 4.4 en de rekentrainer 4.4
vraag 8, 10 en 11

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

leerdoelen paragraaf 5
Ik kan beschrijven welke weg producten afleggen van grondstof tot eindproduct

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Van grondstof 
naar eindproduct
Grondstoffen zijn materialen die in een productieproces gebruikt worden om goederen te maken.

Veel grondstoffen zijn natuurlijke grondstoffen; ze worden door de natuur voortgebracht.
Voorbeelden van natuurlijke grondstoffen zijn olie, mineralen, hout en andere gewassen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Van grondstof tot eindproduct
Bedrijfskolom:
- bedrijven die grondstoffen produceren;
- handelsbedrijven (verhandelen);
- fabrieken (maken eindproduct);
- groothandelsbedrijven (verhandelen eindproduct);
- winkels (verkopen eindproduct aan consument). 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product.

Bij het produceren maak je het product steeds meer geschikt voor gebruik, het wordt daarmee steeds meer waard.

De TOEGEVOEGDE WAARDE is de waardeverhoging van een product die ontstaat nadat een schakel iets heeft toegevoegd.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfskolom
model dat de stappen van 
grondstof tot eindproduct weergeeft

Bovenaan het bedrijf dat de grondstof 
uit de natuur haalt.

Onderaan is het bedrijf dat het eindproduct 
verkoopt.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfskolom
De weg die een product doorloopt van grondstof tot eindproduct noem je de productieweg van het product.
Een bedrijfskolom geeft aan welke bedrijven in de productieweg voorkomen.

De consument(=koper) zelf behoort niet tot de bedrijfskolom.
De goederenstroom loopt van boven naar beneden
De geldstroom loopt van beneden naar boven.

Het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs noem je de toegevoegde waarde.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfskolom
Hieronder staat een aantal bedrijven uit twee verschillende bedrijfskolommen. Zet ze in de juiste kolom
Bedrijfskolom 1
Bedrijfskolom 2
houtzagerij
katoenimporteur
meubelwinkel
 weverij
meubelfabriek
textielfabriek
bosbouwer
katoenplantage
  houtimporteur
 spinnerij
 herenmodezaak

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Opdracht

- Kijk naar filmpje en maak tegelijk een bedrijfskolom.

- Na het filmpje, nabespreken!

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Bedrijfskolom in filmpje?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Van zaadjes naar brood





Totale toegevoegde waarde: €500,-

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Toegevoegde waarde
Het verschil tussen de verkoopopbrengst van een product en het bedrag dat het bedrijf kwijt is voor de inkoop ervan.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

leerdoelen paragraaf 4
- wat is een bedrijfskolom
- waar bestaat de bedrijfskolom uit
wat is toegevoegde waarde

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Maken huiswerk paragraaf 5 en rekentrainer 5

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

leerdoelen paragraaf 5
Ik kan beschrijven welke weg producten afleggen van grondstof tot eindproduct

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions