Les 19-03-2021, paragraaf 3.5

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Slide

Hoe noemen we een prijsstijging?
A
Inflatie
B
Deflatie

Slide 2 - Quiz

Hoeveel punten is het basisjaar?
A
1000
B
10
C
100
D
1

Slide 3 - Quiz

Bereken het indexcijfer van 2006.

Slide 4 - Open question

Uitwerking
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
107.000.000 : 71.000.000 x 100 = 150,70 (afgerond)

Slide 5 - Slide

Bereken de omzet van 2013.

Slide 6 - Open question

Uitwerking
1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.
2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
1: 136 : 100 = 1,36
2: 1,36 x 318.000.000 = €432.480.000,00

Slide 7 - Slide

Leerdoelen:
- Ik kan beschrijven welke weg producten afleggen van grondstof tot eindproduct.

HUISWERK: Paragraaf 3.5

Slide 8 - Slide

Grondstoffen
waar een product 
van wordt gemaakt

Slide 9 - Slide

Eindproducten zijn producten die klaar zijn voor de verkoop aan de consument

Slide 10 - Slide

Wat voor eindproducten koop je in deze winkel?
Bijv. boeken, tijdschriften,
agenda, pennen

Slide 11 - Slide

Bedrijfskolom = serie bedrijven die betrokken is bij de productie van een artikel

Slide 12 - Slide

Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom van brood.

Slide 13 - Slide

Bedrijfskolom
Toegevoegde
      waarde
Door elke bewerking wordt het product meer waard.


Dit is voorbeeld van een bedrijfskolom.

Slide 14 - Slide

Toegevoegde waarde = verkoopopbrengst - de benodigde inkopen 
verkoopt voor                                €0,40                     €0,45                          €0,65
heeft er voor betaald                   €0,15                      €0,40                          €0,45
Toegevoegde waarde                 €0,25                      €0,05                           €0,20 

Slide 15 - Slide

Wat is een bedrijfskolom?

Slide 16 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Slide

Zo noem je alle bedrijven die meewerken aan het maken van een product
A
Bedrijfskolom
B
Bedrijfsketting
C
Toegevoege Waarde
D
Producenten

Slide 18 - Quiz

In welke volgorde maak je kaas?

(=begrip: bedrijfskolom)
A
1-2-3-4
B
2-3-1-4
C
4-3-2-1
D
3-2-1-4

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Opdrachten van paragraaf 3.5
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met een ander vak of ga verder in paragraaf 3.6

timer
25:00

Slide 20 - Slide