Woordenschat oefentoets H1+2 woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Welkom en fijn dat je er bent!

Ga alvast zitten en pak je leesboek ==> LEZEN

• Lesdoel (aangepast)
• Huiswerk bespreken 
• LessonUp oefentoets
• Evaluatie les

Oefenvragen Woordenschat H1+H2

woordraadstrategieën - figuurlijk taalgebruik- taalverzorging

Test

Woordraadstrategiëen

Spreekwoorden

Woorden

We hebben gezamenlijk gekookt, maar het toetje heb ik alleen gemaakt.
Gezamenlijk en alleen is een ...

1. bekend woorddeel
2. synoniem
3. Tegenstelling
4. omschrijving

Roy overleefde het ongeluk ternauwernood, ook al bleef hij maar net in leven, hij heeft geen spijt.
De betekenis van "ternauwernood" vind je door:

1. Een opsomming
2. Een omschrijving in de tekst
3. Een tegenstelling
4. Een bekend woorddeel

De tegenstelling van leugen is

1. Liegen
2. Om bestwil
3. Waarheid
4. Dom zijn

Met de deur in huis vallen.
Dat betekent:

1. De deur snel opendoen
2. Niet vertellen wat je denkt
3. De deur kapot maken
4. Meteen vertellen wat je wil zeggen

Welgesteld
(woord met een voorvoegsel wel)
Wat is de betekenis?

1. Goedkoop zijn
2. Rijk zijn
3. Onmogelijk zijn
4. Arm zijn

ordinair betekent:

1. Vies
2. Goedkoop
3. Rijk
4. Gewoon

Esmee heeft een aanbidder. Dat is iemand die haar bewondert.

1. Hier wordt een voorbeeld gegeven
2. Hier wordt een synoniem gegeven
3. Hier wordt omschrijving gegeven
4. Hier wordt een tegenstelling gegeven

Wat is de betekenis van: eentonig

Versleep de blauwe vlakjes, naar de juiste tekst

Zoek in het woord dat je niet kent een stukje dat je wel kent.

Dit is een andere woord, maar het betekent hetzelfde.

Zoek in de tekst naar iets wat het tegenovergestelde betekent.

Let op woorden: zoals, bijvoorbeeld, 

Voorbeeld

Synoniem

Bekend woorddeel

Tegenstelling

woordenboek

LETTERLIJK EN FIGUURLIJK TAALGEBRUIK

Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik

• Letterlijk taalgebruik
  - je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
  voorbeeld: Ik ben verliefd
  
  
  
• Figuurlijk taalgebruik
  - je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
  voorbeeld: Ik heb vlinders in de buik >>>>>>>>

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.

1. waar
2. niet waar

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?

1. Het zag zwart van de mensen
2. Ik vond het maar een mager cijfer
3. Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
4. Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Hij vat de koe bij de hoorns.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Wat een hondeweer!

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Hij staat met z'n mond vol tanden

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Ik heb een wond aan mijn hoofd.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Je kunt de boom in!

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

De meester struikelde over zijn veter.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

De aap klimt in de boom.

1. Figuurlijk
2. Letterlijk

De tandarts voelde Mark aan zijn tand.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Onder de boom lag een dode mus.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.

1. Figuurlijk
2. Letterlijk

Letterlijk iets bedoelen =

1. Iets wat je als grap zegt
2. Is iets wat je precies bedoeld.
3. Iets wat je niet meent
4. Als je liegt

Figuurlijk iets bedoelen=

1. Niet de waarheid spreken
2. Iets precies bedoelen zoals je het zegt
3. Iets niet letterlijk bedoelen
4. Iets als een grap bedoelen

Taalverzorging 

ontleden + tt + vt

Wat is de PERSOONSVORM
Wij hebben daar een bosje bloemen gekocht.

1. Wij
2. een bosje bloemen
3. hebben
4. daar

Wat is het GEZEGDE
Wij hebben daar een bosje bloemen gekocht.

1. Wij
2. een bosje bloemen
3. daar
4. hebben gekocht

Wat is het ONDERWERP
Wij hebben daar een bosje bloemen gekocht.

1. Wij
2. een bosje bloemen
3. daar
4. hebben gekocht

Wat is het LIJDENDVOORWERP
Wij hebben daar een bosje bloemen gekocht.

1. Wij
2. een bosje bloemen
3. daar
4. hebben gekocht

Wat is de PERSOONSVORM
Op het station lopen veel mensen met een koffertje

1. Op het station
2. lopen
3. veel mensen
4. een koffertje

Wat is het GEZEGDE
Op het station lopen veel mensen met een koffertje

1. Op het station
2. lopen
3. veel mensen
4. een koffertje

Wat is het ONDERWERP
Op het station lopen veel mensen met een koffertje

1. Op het station
2. lopen
3. veel mensen
4. een koffertje

Wat is het LIJDENDVOORWERP
Op het station lopen veel mensen met een koffertje

1. Op het station
2. lopen
3. veel mensen
4. een koffertje

Je bent er klaar voor!