What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
oefentoets H1+2 woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik
Oefenvragen H1+H2
voor de toets woordraadstrategieën en figuurlijk taalgebruik
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenvragen H1+H2
voor de toets woordraadstrategieën en figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
- je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
voorbeeld: Ik ben verliefd
Figuurlijk taalgebruik
- je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
voorbeeld: Ik heb vlinders in de buik >>>>>>>>
Slide 2 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen
Slide 3 - Slide
Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
Slide 4 - Slide
Start de test!
Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk?
Let op! Sommige vragen gaan
op tijd.
Slide 5 - Slide
Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 7 - Quiz
Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 8 - Quiz
De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 9 - Quiz
Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 10 - Quiz
Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 11 - Quiz
Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 12 - Quiz
Je kunt me de boom in!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 13 - Quiz
De meester struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 14 - Quiz
De aap klimt in de boom.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 15 - Quiz
De tandarts voelde Mark aan zijn tand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 16 - Quiz
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 17 - Quiz
Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 18 - Quiz
Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk
Slide 19 - Quiz
Letterlijk iets bedoelen =
A
Iets wat je als grap zegt
B
Is iets wat je precies bedoeld.
C
Iets wat je niet meent
D
Als je liegt
Slide 20 - Quiz
Figuurlijk iets bedoelen=
A
Niet de waarheid spreken
B
Iets precies bedoelen zoals je het zegt
C
Iets niet letterlijk bedoelen
D
Iets als een grap bedoelen
Slide 21 - Quiz
Test
Woordraadstrategiën
Spreekwoorden
en oefeningen
uit de woordenlijst
Slide 22 - Slide
We hebben gezamenlijk gekookt, maar het toetje heb ik alleen gemaakt.
Gezamenlijk en alleen is een ...
A
bekend woorddeel
B
synoniem
C
Tegenstelling
D
omschrijving
Slide 23 - Quiz
Roy overleefde het ongeluk ternauwernood, ook al bleef hij maar net in leven, hij heeft geen spijt.
De betekenis van "ternauwernood" vind je door:
A
Een opsomming
B
Een omschrijving in de tekst
C
Een tegenstelling
D
Een bekend woorddeel
Slide 24 - Quiz
De tegenstelling van leugen is
A
Liegen
B
Om bestwil
C
Waarheid
D
Dom zijn
Slide 25 - Quiz
Met de deur in huis vallen.
Dat betekent:
A
De deur snel opendoen
B
Niet vertellen wat je denkt
C
De deur kapot maken
D
Meteen vertellen wat je wil zeggen
Slide 26 - Quiz
Welgesteld
(woord met een voorvoegsel wel)
Wat is de betekenis?
A
Goedkoop zijn
B
Rijk zijn
C
Onmogelijk zijn
D
Arm zijn
Slide 27 - Quiz
ordinair betekent:
A
Vies
B
Goedkoop
C
Rijk
D
Gewoon
Slide 28 - Quiz
Esmee heeft een aanbidder. Dat is iemand die haar bewondert.
A
Hier wordt een voorbeeld gegeven
B
Hier wordt een synoniem gegeven
C
Hier wordt omschrijving gegeven
D
Hier wordt een tegenstelling gegeven
Slide 29 - Quiz
Naar de haaien gaan:
Slide 30 - Open question
Wat is de betekenis van: eentonig
Slide 31 - Open question
Versleep de blauwe vlakjes, naar de juiste tekst
Zoek in het woord dat je niet kent een stukje dat je wel kent.
Dit is een andere woord, maar het betekent hetzelfde.
Zoek in de tekst naar iets wat het tegenovergestelde betekent.
Let op woorden: zoals, bijvoorbeeld,
Voorbeeld
Synoniem
Bekend woorddeel
Tegenstelling
woordenboek
Slide 32 - Drag question
Je bent er klaar voor!
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Woordenschat oefenen woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik
April 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Woordenschat oefentoets H1+2 woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik
November 2022
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
oefentoets H1+2 woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik
March 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 2 Woordenschat: figuurlijk taalgebruik
November 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Woordenschat H2: figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
HS 2 Woordenschat; figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Over Taal - Blok 4 - vmbo
June 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 3
Over Taal - Blok 4 - vmbo
April 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 3