This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Mi casa /Habitación
Slide 1 - Slide
La habitación de Marta
¿Qué hay en la habitación de Marta? Je hebt het nodig bij de volgende dia!
Slide 2 - Slide
¿Qué hay en la habitación de Marta? Schrijf het in zinnen op, bijvoorbeeld: In de kamer van Marta is er .... (minimaal 8 dingen)
Slide 3 - Open question
¿Qué hay en tu habitación? (noem 5 dingen/meubels)
Slide 4 - Mind map
Gramática: ser/estar/hay:
Mi habitación ... al lado del baño
A
está
B
es
C
hay
D
somos
Slide 5 - Quiz
Gramática: ser/estar/hay:
Mi habitación ... bonita y moderna
A
está
B
es
C
hay
D
somos
Slide 6 - Quiz
Gramática: ser/estar/hay: En mi habitación ... una cama, un escritorio y un póster de Shakira
A
está
B
es
C
hay
D
somos
Slide 7 - Quiz
Gramática: ser/estar/hay:
Mi habitación ... de color rosa
A
está
B
es
C
hay
D
somos
Slide 8 - Quiz
Gramática: het bijvoeglijk naamwoord
Mi cama es ...
A
blanco
B
blanca
C
blancas
D
blanque
Slide 9 - Quiz
Gramática: het bijvoeglijk naamwoord
Mi armario es...
A
rojo
B
roje
C
rojas
D
rojos
Slide 10 - Quiz
Gramática: het bijvoeglijk naamwoord
Mi habitación es ...
A
amarillo
B
amarille
C
amarilla
D
amarillos
Slide 11 - Quiz
¡Ahora tu habitación! ¿Cómo es tu habitación? ¿Dónde está? ¿Qué hay? (schijf in hele zinnen)
Slide 12 - Open question
Let op: bijvoeglijke naamwoorden plaats je ACHTER het zelfstandige naamwoord. Hoe zeg je: De mooie (=bonito) kledingkast staat naast het grote (=grande) bed?
Slide 13 - Open question
Je bent klaar met de LessonUp. Hoe vond je het gaan? Heb je naar je gevoel het leerdoel behaald? Waarom wel/niet?