Les 22-04-22

Bienvenidos

Lección 2 P4

Havo 2

Sra. Hoogland

¿Qué día y qué fecha es hoy?

Introducción del tema

¡Buen Viaje!

Mis países favoritos

Programa de hoy

1. Introducción del tema H6
2. Información H6 Test y PO
3. Vocabulario 
4. Gramática (nueva+repaso)
5. Evaluación + deberes para la próxima clase

Los objetivos para hoy:

-Aan het einde van de les weet ik wat ik moet kennen/ kunnen aan het einde van het hoofdstuk

-Na deze les heb ik kennis gemaakt met een aantal belangrijke toeristische attracties in Spaans Amerika.

-Aan het eind van de les kan ik het betrekkelijk voornaamwoord

 in het Spaans herkennen en gebruiken.

-Ik kan aan na deze les de werkwoorden ser, estar en hay vervoegen (herhaling)

Info H6 P3+4

1) Nieuwe boekjes uitdelen (voor iedereen die die nog niet heeft gehad)

2)Toetsstof H6 (onder voorbehoud vooralsnog)

• Vocab. 6.1 t/m 6.5; 
• Frase clave p.6-7; 
• Grammatica: 

- nr. 11 betrekkelijk vnw; 

- nr. 15ab trappen van vergelijking; 

- nr. 30-31 ser-estar-hay; 

- nr. 35 presente; 

- nr. 36-37 presente perfecto, ook onregelmatig; 

- nr. 38 futuro inmediato ir a + inf; 

- getallen TB p.97 (1-100 in beide richtingen, grotere getallen allen S-N)

PO Landenopdracht

Informatie opdracht staat op Classroom

5 minutos en clase:

TB p.78-79 : relacionar foto+texto 

El cuaderno de viaje:

texto 1 ... (Machu picchu)

texto 2 .... (salto del ángel)

texto 3 .... (Pirámide Maya de chichén itzá)

texto 4 ... (moáis de la Isla de pascua)

Vocabulario

6.1, 6.2 (doornemen) 

Betrekkelijk voornaamwoord 'que'

Als je twee zinnen verbindt met een betrekkelijk voornaamwoord, gebruik je in het Spaans 'que'. Je vertaalt het met het Nederlandse 'die' of 'dat'

Voorbeeld: 

Spanje is een land dat veel stranden

heeft.

España es un país que tiene muchas

playas.     

¡A practicar!

In tweetallen

Maak oefening VOC oef 1 (p. 15)

STEL VRAGEN AAN JE DOCENT als je voca niet begrijpt

TIP: Gebruik hierbij: gram. nr. 11

Repaso Gramatica: ser / estar / hay

Wat weet je nog? 

Zie volgende slides

Ser

Estar

Hay

Beschrijvingen en vaste eigenschappen

Plaatsaanduidingen

er is/er zijn - met telwoorden / onbepaalde lidwoorden, etc

Gramática: ser/estar/hay:
En mi habitación ... una cama, un escritorio y un póster de Shakira

1. está
2. es
3. hay
4. somos

Gramática: ser/estar/hay:

Mi habitación ... al lado del baño

1. está
2. es
3. hay
4. somos

Gramática: ser/estar/hay:

Mi habitación ... bonita y moderna

1. está
2. es
3. hay
4. somos

¡A practicar!

Maak oefening VOC oef 26abc (p. 13)

Klaar? Maak ook 27 (p. 14)

Evaluación

Deberes para la próxima clase

Leren:

gram nr. 11

gram nr. 30

voca 6.1

(af)maken: 

Voc oef 1 (p.15)

Voc. oef. 26+27 (p. 13+14)