Werkwoordstijden

Lesdoel
Na deze uitleg weet je:
  • welke tijden van het werkwoord er zijn;
  • wanneer een zin in de onvoltooide of voltooide tijd staat;
  • wanneer een zin in de toekomende tijd staat. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Lesdoel
Na deze uitleg weet je:
  • welke tijden van het werkwoord er zijn;
  • wanneer een zin in de onvoltooide of voltooide tijd staat;
  • wanneer een zin in de toekomende tijd staat. 

Slide 1 - Slide

8 tijden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Toekomende tijd
o.t.t.t.     onvoltooid    tegenwoordige   toekomende    tijd     ik zal lezen
o.v.t.t.    onvoltooid    verleden               toekomende    tijd    ik zou lezen
v.t.t.t.     voltooid         tegenwoordige   toekomende    tijd   
                                                                                                   ik zal gelezen hebben 
v.v.t.t.    voltooid         verleden               toekemende    tijd     
                                                                                                   ik zou gelezen hebben
dus: in de toekomende tijd wordt het hww zullen toegevoegd! Let op: vergeet in de voltooide tijd het hww hebben/zijn niet!

Slide 4 - Slide

Wat is geen voltooide tijd?
A
Ik heb buiten gespeeld?
B
Jullie zijn naar school gebracht.
C
Wij zijn naar huis gegaan.
D
Jij ging naar huis.

Slide 5 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Wij zijn naar de kermis gegaan.
A
o.t.t.
B
v.t.t.
C
v.t.t.t.
D
v.v.t.

Slide 6 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Sander en Teun wilden hun huiswerk niet maken.
A
v.v.t.
B
v.v.t.t.
C
o.v.t.
D
o.v.t.t.

Slide 7 - Quiz

Ik (douchen)
Wat is de v.t.t.t.?
A
Ik ging douchen.
B
Ik heb gedoucht.
C
Ik zal douchen.
D
Ik zal hebben gedoucht.

Slide 8 - Quiz

Hij (dansen)

Wat is de onvoltooid verleden tijd?
A
Hij heeft gedanst
B
Hij had gedanst
C
Hij danste
D
Hij zou dansen

Slide 9 - Quiz

Ik (verdwalen)

Wat is de voltooid tegenwoordige tijd?
A
Ik verdwaal
B
Ik ben verdwaald
C
Ik was verdwaald
D
Ik verdwaalde

Slide 10 - Quiz

De hond zal gedronken hebben

In welke tijd staat deze zin?
A
o.t.t.
B
v.t.t.
C
v.v.t.
D
v.t.t.t.

Slide 11 - Quiz

Zet de zin in de gevraagde tijd
Het (regenen) o.t.t.t.

Slide 12 - Open question

Aan de slag
  • Maken par. 1.8 (blz. 63)  opdracht 8, 9, 10, 11, 13
 (niet af=huiswerk)
  • Werken aan je proloog (inleveren 5 oktober)
  • Nakijken grammatica par. 1.8 --> antwoorden staan op It's Learning (huiswerk)

Slide 13 - Slide