Les 4: Presente perfecto

1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

We starten in 5 minuten met de les.

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: les en absentie
B. Doornemen: Presente perfecto
C. Oefenen: Presente perfecto
D. Afsluiting 


Después de la clase... 
  • Ken je hoe het Presente Perfecto wordt gevormd in het Spaans, inclusief het gebruik van hulpwerkwoorden 
  • Kan je zinnen identificeren die in de Presente Perfecto zijn geschreven.
  • Kan je de werkwoorden correct kunnen vervoegen in het Presente Perfecto voor verschillende personen



 

Los deberes para la próxima clase:
  1. Leren: VOC B, C en D pagina 104 & 105
  2. Maken: 


Lesprogramma

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

De voltooid tegenwoordige tijd

Slide 5 - Slide

De voltooid tegenwoordige tijd
1.  Wat is de presente perfecto?
2. De vorm van de presente perfecto.
3. Wanneer gebruik je presente perfecto?
4. Signaalwoorden.
Presente perfecto

Slide 6 - Slide

Presente perfecto
De voltooid tegenwoordige tijd
In het nederlands:

Ik heb een mooi boek gelezen.
Ik ben bij de kapper geweest.

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

De vorm van de presente perfecto
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord:
 


ww-ar: stam + ado
ww-er: stam + ido
ww-ir: stam + ido
haber +

Slide 8 - Slide

Geef de vorm aan van de Presente perfecto

Slide 9 - Open question

¿Cuándo se usa el Presente Perfecto?
Wanneer gebruik je presente perfecto?

De voltooid tegenwoordige tijd (Presente perfecto)
Om handeling of gebeurtenis aan te duiden die al plaats gevonden heeft, maar die nog relatie heeft met het heden.

Ejemplo:   Esta mañana he desayunado (Vanmorgen heb ik ontbeten)
 Voorbeeld:  Hoy he trabajado (Vandaag heb ik gewerkt)


Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je presente perfecto?

Slide 11 - Open question

Woorden waarmee je de Presente Perfecto
kunt herkennen
Signaalwoorden:

Ejemplo: Este año no he ido de vacaciones
Voorbeeld: Dit jaar ben ik niet op vakantie geweest.


Ejemplo: Has estado alguna vez en Amsterdam?
Voorbeeld: Ben je wel eens in Amsterdam geweest?

Slide 12 - Slide

 Presente perfecto
Persona
Verbo auxiliar
Hulp werkwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord
Participio
Voltooid deelwoord

Haber(hebben)


Hablar(praten)

Comer(eten)

Vivir(leven/wonen)
Yo
he
hablado
comido
vivido
has
hablado
comido
vivido
Él - ella - usted
ha
hablado
comido
vivido
Nosotros -Nosotras
hemos
hablado
comido
vivido
Vosotros - Vosotras
habéis
hablado
comido
vivido
Ellos - ellas - ustedes 
han
hablado
comido
vivido

Slide 13 - Slide

¡A practicar!



Maken: Opdracht 8 en 9 a pagina 13

Slide 14 - Slide

Hoe maak je de 'presente perfecto'?
A
een vorm van 'haber' + ww + ado/edo
B
een vorm van 'ir' + a + hele ww
C
een vorm van 'haber + stam ww + ado/ido
D
een vorm van 'tener' + a + hele ww

Slide 15 - Quiz

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

empezar (ellos, ellas,ustedes)
A
He empezado
B
Han empiezado
C
Habéis empezado
D
Han empezado

Slide 16 - Quiz

Presente perfecto:
Kies de juiste vorm van comer-yo
A
he comido
B
hemos comido
C
has comido
D
habéis comido

Slide 17 - Quiz

Presente perfecto/voltooid tegenwoordige tijd.
VIAJAR -> ELLA
A
viaja
B
ha viajado
C
viajan
D
han viajado

Slide 18 - Quiz

El presente perfecto: Estudiar (ellas)
A
Ha estudio
B
Han estudiado
C
Hemos estudiar
D
Habéis estudiado

Slide 19 - Quiz

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van beber, nosotros
A
hemos comido
B
habéis comido
C
has comido
D
han comido

Slide 20 - Quiz

¡A practicar!

Slide 21 - Slide

  1. Esta mañana (desayunar, yo) __________________ un café con tostadas. 
  2. Este año (visitar, nosotros) _______________ a nuestra familia. 
  3. Todavía no (probar, ellos) _________________ la comida del nuevo restaurante.  
  4. Hoy (pasar, él) ______________________ algo increíble.
  5. Esta noche no (poder, nosotros) _______________________ dormir nada. 
  6. Ya (comer, yo) _____________________, no tengo hambre, ¡gracias!
  7. ¿Qué vino (pedir, tú) _____________________ al camarero? ¡Yo quiero uno blanco!
  8. Hoy (pasar, él) ______________________ algo increíble.
  9. Esta noche no (poder, nosotros) _______________________ dormir nada.
  10. Esta mañana (levantarse, ellos) _____________________ muy tarde.
Mavo: 
Gebruik Presente perfecto om de werkwoorden te vervoegen.

Slide 22 - Slide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 23 - Open question


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Huiswerk
Los deberes:
Lezen: VOC 1.2
Leren: VOC 1.1
Maken: Opdracht 13 a en b pagina 15



Slide 25 - Slide

¡Hasta la próxima clase!

Slide 26 - Slide