Hoe je de jij- vorm in de tegenwoordige tijd schrijft, hangt af van de plek van het werkwoord in de zin:
> werkwoord achter ‘jij’ of ‘je’: ik-vorm + t
Jij loopt altijd door | Jij wordt later boer
> werkwoord voor ‘jij’ of ‘je’ (jij/je onderwerp): ik-vorm
Loop jij altijd door? | Word jij later boer?