AEV7 14.01.2025

Welkom!
14.01.2025
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 165 min

Items in this lesson

Welkom!
14.01.2025

Slide 1 - Slide

Les 4
Blauwe woorden
achter de rug zijn
afgelopen
de arts
de bevalling
het dier
het goed maken

Slide 2 - Slide

Les 4
Blauwe woorden
een kijkje nemen
het park 
volgen
de webcam
de wereld
de zwangerschap 

Slide 3 - Slide

Les 4
  • Lees de tekst op blz. 58
  • Maak vraag 1, 2 en 3
  • Bespreken 

Slide 4 - Slide

Les 4
  • Bekijk het transcript
  • Moeilijke woorden? 
  • Oefen het gesprek 

Slide 5 - Slide

Les 4
  • Taalwijzer:
  • Denk ik
  • Lijkt me
  • Volgens mij 
  • Waarvoor kun je bovenstaande zinnen gebruiken? 
  • Voorbeeldzinnen? 
  • Maak zelfstandig opdr. 4
  • Bespreken

Slide 6 - Slide

Les 4
  • Bekijk de Taalwijzer op blz. 60 
  • Bekijk de uitlegvideo (TaalCompleet 1.15 + 2.2) 

Slide 7 - Slide

Vergelijken
  • Vergelijking --> 
  • Een scooter is snel. Een auto is sneller. Een trein is het snelst.  
  • meestal -er achter het woord (groot --> groter)
  • Laatste letter r? --> -der achter het woord (lekker --> lekkerder)
  • Sommige woorden zijn onregelmatig 
  • goed --> beter --> het best
  • veel --> meer --> het meest
  • Kijktip: juf M ''trappen van vergelijking''

Slide 8 - Slide

2.2
  • Je kunt ook op een andere manier dingen vergelijken. 
  • Bijvoorbeeld:
  • Van alle mensen is Usain Bolt het snelst.
  • Van alle steden op de wereld is Guangzhou het grootst
  • Je zet het voor het bijvoeglijk naamwoord.
  • Je plakt -st achter het woord.
  • mooi --> mooier --> het mooist
  • makkelijk --> makkelijker --> het makkelijkst
  • Sommige woorden zijn onregelmatig
  • Voorbeeld: graag --> liever --> het liefst

Slide 9 - Slide

Ik ben groot
hij is ...................................
A
grooter
B
groter
C
grootst
D
klein

Slide 10 - Quiz

De stoel is klein
De kruk is ..................................
A
kleiner
B
kleinst
C
klein
D
klijner

Slide 11 - Quiz

Het is hier donker
In huis is het donkerder
Buiten is het het ..................................
A
donker
B
donkerder
C
donkerst

Slide 12 - Quiz

Ik ben lief
Jij bent liever
Levi is het ..................................
A
lievst
B
liever
C
liefer
D
liefst

Slide 13 - Quiz

ik vind Suzan aardiger,
maar Dunja vind ik het ..................................
A
aardig
B
aardiger
C
aardigst
D
aardige

Slide 14 - Quiz

Jij hebt veel
Hij heeft meer
maar ik heb het ..................................
A
meest
B
meerder
C
veler
D
meerder

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Les 4
  • Maak opdr. 5 zelfstandig
  • Bespreek je antwoorden met je medecursist  

Slide 17 - Slide

Samengestelde woorden
  • Bekijk de Taalwijzer op blz. 61 
  • Bekijk de voorbeelden
  • Wat zijn samengestelde woorden, denk je?
  • twee woorden in één: 
  • de fietslamp = fiets + lamp
  • het stadhuis = stad + huis
  • Ken je nog meer voorbeelden? 

Slide 18 - Slide

Les 4
  • Maak opdr. 6
  • Bespreken
  • Lees het krantenartikel
  • Onderstreep de samengestelde woorden 

Slide 19 - Slide

Les 4
  • Wie is de langste van de groep?
  • Wie is de kleinste?
  • Wie lacht het meest?
  • Wie praat het meest?
  • Wie  drinkt de meeste koffie?
  • Wie is de oudste van de groep?
  • Wie is de jongste van de groep? 
  • Wie werkt het meest? 

Slide 20 - Slide

Toets thema 2
  • Dinsdag 21 januari  

Slide 21 - Slide