5.1 & 5.2 Kosten, opbrengsten & winst

Hoofdstuk 5 de productie
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 de productie

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kan het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Je kan uitleggen hoe een producent tot een aanbodsprijs komt

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Constante kosten

Slide 4 - Slide

Variabele kosten

Slide 5 - Slide

Wat is een constante kostenpost?
A
Medewerkers via uitzendbureau
B
Inkopen
C
Huur
D
transportkosten

Slide 6 - Quiz

Welke kostenpost is variabel?
A
Inkopen
B
Personeelskosten
C
Kosten wagenpark
D
Verzekeringen

Slide 7 - Quiz

Telefoon maar even weg
Opletten geblazen!

Slide 8 - Slide

Constante kosten
Variabele kosten

Slide 9 - Slide

Producticapaciteit
  • Een bedrijf kan niet oneindig producten produceren
  • Grote, aantal medewerkers, financiele positie, vraag uit de markt, concurrentie etc.
  • De maximale hoeveelheid goederen en diensten die men kan produceren in een gegeven tijdsinterval wanneer men alle productiefactoren voor 100% inzet. 
  • Capaciteit is bijna nooit 100%

Slide 10 - Slide

Economisch (vak) jargon
  • TCK= Totale constante kosten 
  • TVK= Totale variabele kosten
  • TK= Totale kosten 
  • Q= productie 

Slide 11 - Slide

Voorbeeldje
Tck/vaste kosten per jaar €200.000
Tvk/ variable kosten per stuk €25 per eenheid
Productiecapaciteit 25.000 stuks
Totale kosten 25.000x€25=€625.000 + €200.000 =€825.000
TK=25q+200.000

Slide 12 - Slide

Grafiek tekenen TK=20q+200.000

Slide 13 - Slide

Opbrengsten
PXQ=O
Prijs x afzet = omzet
TO= totale opbrensten
€35 x 25.000 = €875.000
TO= 35Q

Slide 14 - Slide

Winst
Totale winst= totale opbrengsten - totale kosten
TW=TO35Q- TK=25q+200.000
TW=35q-25q-200.000
TW=10q-200.000

Slide 15 - Slide

Break-evenpoint 
  • Het punt waarbij alle kosten zijn terugverdient en waarbij nog geen winst is geboekt.
  • Zeer belangrijk gegeven voor ieder bedrijf

Slide 16 - Slide

Manier 1
tw=0
0=10q-200.000
10q=200.000
q=200.000/10 = 20.000 stuks
Manier 2
TO=TK
35Q= 25q+200.000
10Q=200.000
200.000/10= 20.000 stuks


20.000 x 35 euro is €700.000

Slide 17 - Slide

Maximale winst
  • Productiecapaciteit is 25.000
  • TO= 35qx25.000=€875.000
  • TK= 25qx25.000+200.000 =€825.000
  • TW bij 25.000 stuks = €50.000

Slide 18 - Slide

TK =20q+400.000
To  =45Q

Slide 19 - Slide

TCK
A
Totale variabele kosten
B
Totale kosten
C
Totale constante kosten
D
Totale continue kosten

Slide 20 - Quiz

TO=TK
To=45q
TK =42Q+150.000
Bereken de break even afzet
A
50.000 stuks
B
3334 stuks
C
3572 stuks
D
schiet mij maar lek

Slide 21 - Quiz

TO=TK
To=45q
TK =42Q+150.000
Bereken de break even omzet
A
€2.100.000
B
€2.250.000
C
€2.270.000
D
€2.350.000

Slide 22 - Quiz

To=45q
TK =42Q+150.000
Productiecapaciteit 70.000 stuks wat is de totale winst?
A
10.000
B
20.000
C
60.000
D
80.000

Slide 23 - Quiz

Vragen?

Slide 24 - Slide

Aan de slag

Slide 25 - Slide