This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Paragraaf 4.3
Kan het sneller en beter
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is.
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen.
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Slide 2 - Slide
Leerdoel 1:
Wat is technologische ontwikkeling
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Technologische ontwikkelingen
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
Nu komt er een filmpje over technologische ontwikkelingen. Er worden voordelen genoemd. Schrijf de voordelen die je hoort op in je schrift. Ikga ze zo vragen!
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Leerdoel 2:
Wat is mechanisatie en wat is automatisering
Slide 7 - Slide
Mechanisatie
Aanleg Birma Railroad (1942)
Aanleg Betuwelijn (2005)
Mechanisatie = machines nemen het zware werk van mensen over
Slide 8 - Slide
Automatisering
Typemachine
Laptop
Automatisering = computer(programma's) sturen de productie aan
Slide 9 - Slide
Leerdoel 3:
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen.
Slide 10 - Slide
Arbeidsproductiviteit (APT)
De gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde tijd.
Hoe hoger de APT, hoe lager de kostprijs van het product.
Weet je nog: Kostprijs van een product..... "Alle kosten delen door het het aantal producten" alle kosten ÷ aantal producten
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
Een schoenmaker kan 20 paar schoenen maken op een dag. Hij koopt een nieuwe machine, waardoor hij 35 paar schoenen kan maken op een dag. Zijn APT is dus met 15 paar schoenen per dag gestegen.
Slide 12 - Slide
Leerdoel 4:
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Slide 13 - Slide
Afschrijving
De jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed (=een machine of gebouw)
Slide 14 - Slide
Afschrijving
Belangrijke termen
Aanschafprijs = de prijs waarvoor je het koopt Restwaarde = de prijs die je aan het eind nog krijgt voor je oude machine
Looptijd = het aantal jaar dat de machine meegaat
Slide 15 - Slide
Afschrijving berekenen
Afschrijving per jaar = aanschafprijs ÷ aantal gebruiksjaren
Voorbeeld:
Noa koopt voor € 35.100 een nieuwe bedrijfsauto.
De auto gaat 9 jaar mee.
Per jaar is de afschrijving € 35.100 ÷ 9 = € 3.900
Slide 16 - Slide
Afschrijving met restwaarde
NU
OVER 10 JAAR
€ 30.000
€ 300
Afschrijving per jaar = (aanschafprijs - restwaarde) : aantal jaren
De bus is in 10 jaar tijd (30.000 - 300) € 29.700 minder waard geworden.
Dat is per jaar € 29.700 : 10 = € 2.970
Afschrijving=
de jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed
Slide 17 - Slide
Samenvatting
Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is.
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen.
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen.
Slide 18 - Slide
Oefenen
Lees de theorie van de les nog eens goed door en maak daarna de vragen van deze lesson up.
Succes!
Slide 19 - Slide
Technologische ontwikkeling
A
Een nieuwe technologie van een fiets.
B
Nieuwe kennis van techniek en nieuwe uitvindingen.
C
Een nieuwe technologie van apparaten.
Slide 20 - Quiz
Wat kan een nadeel zijn van automatisering?
A
Computers gaan snel stuk
B
Computers zijn snel verouderd
C
Computers zijn complex in de bediening
D
Arbeidsplaatsen kunnen verloren gaan
Slide 21 - Quiz
Wat is een voorbeeld van automatisering?
A
Het vervoer van aardappelen via een transportband
B
Het hakken van een boom met een zaagmachine
C
Het orderpicken van spullen door een robot in een magazijn
Slide 22 - Quiz
Een voorbeeld van automatisering is:
A
Dat besturing van een lopende band wordt gedaan door een computer
B
De lopende band zelf
C
De man die de lopende band bedient
D
Dat een kraan een gat graaft ipv een man met een schep
Slide 23 - Quiz
Wat is automatisering?
A
machines nemen het werk van mensen over
B
Computers sturen de productie aan
C
Dingen die automatisch gaan
D
Een auto zonder handschakeling
Slide 24 - Quiz
Automatiseren?
A
Computers en computerprogramma's
B
Alles gaat automatisch
C
Computers en computerprogramma's sturen productie aan.
D
Computers en computerprogramma's sturen mensen
Slide 25 - Quiz
Wat helpt NIET om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
Meer mensen aannemen
B
Technologische ontwikkelingen
C
Betere arbeidsomstandigheden
D
Scholing en specialisatie
Slide 26 - Quiz
Wat is voor een bedrijf een gevolg van mechanisatie en automatisering? Kies 2 antwoorden.
A
Er zijn minder werknemers nodig om te produceren.
B
Met evenveel werknemers kun je meer produceren.
C
Met evenveel werknemers kun je minder produceren.
D
Er zijn meer werknemers nodig om evenveel re produceren.
Slide 27 - Quiz
Wat betekent het begrip afschrijving?
A
Jaarlijks minder worden van je geld
B
Jaarlijkse waardevermindering van je kapitaalgoederen
C
Jaarlijks rente die je uitgekeerd krijgt
D
Jaarlijkse waardevermindering van productiefactoren
Slide 28 - Quiz
Wat is de afschrijving?
A
Waardevermindering van kapitaalgoederen
B
Waardervermeerdering van kapitaalgoederen
C
Restwaarde van kapitaalgoederen
D
Aanschafprijs van kapitaalgoederen
Slide 29 - Quiz
Wat is de formule voor afschrijven?
A
(nieuwwaarde + restwaarde) : gebruiksduur
B
(nieuwwaarde -restwaarde) x gebruiksduur
C
(nieuwwaarde - restwaarde) : gebruiksduur
D
(nieuwwaarde + restwaarde) x gebruiksduur
Slide 30 - Quiz
Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering
Slide 31 - Quiz
Bereken de afschrijving per jaar. Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 32 - Quiz
Bereken de afschrijving per jaar. Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven. Na 4 jaar is de restwaarde € 1.000
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000
Slide 33 - Quiz
Een machine is aangeschaft voor €15.000, na 4 jaar is de restwaarde van de machine nog maar €5.000. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?
A
€2.000
B
€2.500
C
€4.000
D
€5.000
Slide 34 - Quiz
aanschafprijs - restwaarde ---------------------------------------- = periode
A
investering
B
rente
C
waardevermeerdering
D
afschrijving
Slide 35 - Quiz
restwaarde betekent:
A
de prijs die je krijgt als je machine inruilt
B
de prijs die je moet betalen als je machine koopt
Slide 36 - Quiz
Aan de slag
Lees de theorie goed door voordat je begint
Maak de vragen 38, 40, 41, 43, 44, 45, 46, 47, 49 (blz 106 t/m 109)
Slide 37 - Slide
Mechanisatie is een voorbeeld van
A
automatisering
B
technologische ontwikkelingen
C
verbeteren van de arbeidsomstandigheden
D
arbeidsspecialisatie
Slide 38 - Quiz
Juist of onjuist ? Door technologische ontwikkelingen neemt de productie af
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quiz
Een hoveniersbedrijf heeft afgelopen jaar 324 klussen uitgevoerd. Het bedrijf heeft drie hoveniers in dienst, die elk vier dagen per week werken. Het bedrijf is 45 weken per jaar geopend. Bereken de arbeidsproductiviteit per medewerker per dag. Rond je antwoord af op één decimaal.
Slide 40 - Open question
Een aannemer koopt een busje voor€ 40000. Het busje gaat 8 jaar mee. Bereken de afschrijving per jaar
A
4000
B
8000
C
10000
D
5000
Slide 41 - Quiz
Aanschafprijs auto €50.000; restwaarde €5.000; hij gaat 5 jaar mee. De afschrijving per jaar is:
timer
0:30
timer
1:00
A
10.000
B
11.000
C
9.000
D
8.000
Slide 42 - Quiz
Op een busje wordt 5 jaar lang € 4.500 per jaar afgeschreven. Wat was de aankoopprijs