Hoofdstuk 4.6 Vaste opslagmethode

Financieel 1 Opslagmethoden
Welkom
Ga rustig zitten
Start laptop vast

1 / 19
next
Slide 1: Slide
financieel 1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Financieel 1 Opslagmethoden
Welkom
Ga rustig zitten
Start laptop vast

Slide 1 - Slide

Agenda
  • Wat hebben we gehad?
  • Lesdoel
  • Opgaven maken
  • Nakijken
  • Wat hebben we geleerd?

Slide 2 - Slide

Kostprijs bepalen
Kostprijs= directe + indirecte kosten.

Indirecte kosten als % van de directe kosten.

Slide 3 - Slide

Opslagmethode
Twee varianten:
  • enkelvoudige opslagmethode (primitief)
  • Meervoudige opslagmethode (verfijnd)

Wat is het verschil?????


Slide 4 - Slide

Nakijken
Opgaven verfijnde methode. 

Slide 5 - Slide

Lesdoel
Na vandaag kan ik de verfijnde opslagmethode toepassen .
Door middel van opgaven maken. 


Slide 6 - Slide

Vaste opslagmethode
Bij primitieve en verfijnde methode bereken je de kostprijs door de indirecte kosten toe te rekenen door middel van een opslag op de directe kosten. 

Bij vaste opslag verhoog je de inkoopprijs met een vast %.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Lekkage
Niet alle goederen die in de winkel liggen worden verkocht en niet alle wordt goed geregistreerd. 
= ongeregistreerde derving


Slide 9 - Slide

Consumentenprijs vanuit inkoopprijs


.
direct vanuit de inkoopprijs met een omrekenfactor de consumentenprijs uitrekenen. 

Consumentenverkoopprijs = inkoopwaarde van de omzet × omrekenfactor

Slide 10 - Slide

Consumentenverkoopprijs = inkoopwaarde van de omzet × omrekenfactor
De omrekenfactor bereken je aan de hand van twee percentages:

  • een gewenst opslagpercentage voor de brutowinst
  • het te hanteren btw-tarief



Oftewel: de opslagfactor voor de verkoopprijs x1,21

Slide 11 - Slide

Voorbeeld

Slide 12 - Slide

Maken
Opgaven van paragraaf 4.6 (18,19,20)


timer
15:00

Slide 13 - Slide

Lekkage zorgt ervoor dat …
A
de consumentenprijs hoger wordt
B
de consumentenprijs lager wordt
C
de inkoopprijs hoger wordt
D
de inkoopprijs lager wordt

Slide 14 - Quiz

De omrekenfactor …
A
berekent in 1 stap de consumentenprijs vanuit de inkoopprijs
B
berekent in 1 stap de verkoopprijs vanuit de inkoopprijs
C
berekent met meerdere opslagen de consumentenprijs vanuit de verkoopprijs
D
houdt geen rekening met het btw-percentage

Slide 15 - Quiz

Met behulp van de vaste opslagmethode bereken je..
A
met één opslagpercentage de integrale kostprijs
B
met één opslagpercentage de verkoopprijs
C
met één vermenigvuldigingsgetal de consumentenprijs
D
met minimaal 2 of meer opslagpercentages de verkoopprijs

Slide 16 - Quiz

Huiswerk
Maken opgaven 4.6



Slide 17 - Slide

Wat heb je onthouden van deze les?

Slide 18 - Slide

huiswerk opdrachten van 4.6

Slide 19 - Slide