1) Ik heb mijn spullen in orde voor de les. 2) Ik reageer niet op anderen. 3) Ik steek mijn vinger op en wacht op mijn beurt. 4) Ik luister naar de docent en praat niet door de les heen. 5) Ik ga niet in discussie met de docent.
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen?
Uitleg theorie klassikaal(10 min)
Zelfstandig werken in de methode (20 min)
Slide 3 - Slide
Voorbeelden van tekstvormen
Tekstsoort
Tekstvormen
informerende tekst
verslag, zakelijke brief, notulen, werkstuk, informatieve tekst in krant of tijdschrift
ingezonden brief, recensie, commentaar in krant of tijdschrift, column of weblog
Slide 4 - Slide
Leesmanieren: verkennend-grondig-zoekend
Verkennend lezen is de tekst 'verkennen'
Grondig lezen is de tekst 'begrijpen'
Zoekend lezen is alleen 'het antwoord op je vraag vinden'
Slide 5 - Slide
Verkennend lezen
Lees de titel, tussenkopjes en opvallend gedrukte woorden.
Bekijk de afbeeldingen of foto's.
Lees de eerste zin (inleiding) en de laatste.
Bekijk de bron meestal onderaan de tekst
Slide 6 - Slide
Zoekend lezen en grondig lezen
Zoekend lezen:
Je zoekt in een tekst het antwoord op een vraag.
Je leest dan niet de hele tekst, maar kijkt de tekst snel door.
Je let op de tussenkopjes
Grondig lezen:
Als je een tekst helemaal wil begrijpen dan ga je deze grondig lezen.
Je leest de tekst helemaal goed door, omdat je meer wil weten over het onderwerp.
Moeilijke zinnen lees je extra aandachtig.
Slide 7 - Slide
Inleiding, middenstuk, slot
Inleiding
- Meestal één alinea
- De schrijver vertelt waar de tekst over gaat.
Middenstuk (kern)
- Meestal meerdere alinea's. De alinea vertelt over het deelontwerp
- De schrijver vertelt meer over het onderwerp
Slot (Conclusie of afsluiting)
- Meestal één alinea
- De schrijver maakt een duidelijke einde aan de tekst (het onderwerp)
Slide 8 - Slide
Onderwerp- deelonderwerp - alinea - tussenkopjes
Een onderwerp bestaat uit deelonderwerpen.
Een stukje tekst over een van die deelonderwerpen noem je een alinea. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Tussenkopjes staan boven een alinea of een groepje alinea's.
Slide 9 - Slide
Aansporende teksten
Het doel is de lezer over te halen iets te doen. Dat kunnen verschillende dingen zijn, bijvoorbeeld een product kopen, lid worden van een club, een festival bezoeken, naar een museum gaan of geld geven voor een goed doel.
Slide 10 - Slide
Aansporende teksten
weinig tekst
speciale woorden om de lezer mee over te halen
overdrijving
woordgrappen, humor, rijm, nieuwe woorden
grote of opvallend gedrukte woorden
opvallende afbeeldingen
tekst en afbeeldingen vullen de hele pagina
Slide 11 - Slide
Infographic of informatieve afbeelding
De afbeeldingen vormen één geheel met de tekst. Ze zijn beide even belangrijk en versterken elkaar. Een deel van de informatie lees je in de tekst, een ander deel zie je in de afbeeldingen. Het doel van deze tekstvorm is de lezer snel een grote hoeveelheid informatie te geven. Een informatieve afbeelding hoef je niet altijd van boven naar beneden te lezen.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Aan de slag
Maken: BLOK 2 LEZEN
KADER: opdracht 2.13 - 2.14 - 2.15
timer
20:00
Slide 14 - Slide
Verder met de online-opdrachten
Wat: BLOK 2 LEZEN
BASIS: opdracht 2.13 - 2.14
KADER: opdracht 2.13 - 2.14 - 2.15
Hoe: zelfstandig in stilte
Hoelang: 10 minuten
Belangrijk:
als je een vraag hebt, steek je vinger op!
timer
10:00
Slide 15 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Zet je tafel recht en schuif je stoel aan. Tot morgen!
Slide 16 - Slide
GRONDIG LEZEN: Leesplan gebruiken
Je verkenteerst de tekst en de inhoud, pas dan ga je de tekst écht lezen.
Tijdens het lezen let je goed op of je alles begrijpt wat je leest.
Na het lezen verwerk je de tekst.
Slide 17 - Slide
Begrijpen
Tijdens het lezen: de tekst begrijpen
Lees de tekst aandachtig helemaal door.
Los op was je niet begrijpt: - Moeilijk woord? (Stappenplan Moeilijke woorden) - Moeilijke zin? (Lees de zin opnieuw)
Slide 18 - Slide
Verwerken
Na het lezen: de tekst verwerken
Bedenk voor jezelf wat er in de tekst stond en wat je ervan vindt.
Heb je nieuwe informatie gelezen of niets nieuws gehoord?