21(b) soorten werkwoorden / werkwoordelijk gezegde

21(b) soorten werkwoorden / werkwoordelijk gezegde
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

21(b) soorten werkwoorden / werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en (laptop dicht op tafel.)
Zet eerst hoofdstuk 21 in je schrift!

Noteer de persoonsvorm, het onderwerp,en het werkwoordelijk gezegde van de onderstaande zinnen.
1. Door klimaatverandering is het ijs op de poolkappen met een rap tempo aan het smelten.
2. Wij willen genieten van een lekkere traktatie.
3. Tijdens de bruiloft van mijn broer ging ik helemaal uit mijn dak.

Klaar? Stillezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Deze week
Maandag:Instructie werkwoordelijk gezegde (21)
Dinsdag: Instructie soorten werkwoorden (21)
Vrijdag: Weektaak / extra instructie (20,21)

Weektaak
Lezen:Hoofdstuk 20 en 21
Maken: Hoofdstuk 21 1 t/m 4 en 6 t/m 8 of  6 t/m 8 en uitdagende opdracht.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet ik wat een werkwoordelijk gezegde is
  • weet ik wat een werkwoordelijke uitdrukking is
  • kan ik het werrkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.

Slide 4 - Slide

Antwoorden

1. PV= is
wwgez.= is aan het smelten
O=het ijs

2. PV= willen
wwgez. = willen genieten
O= wij

3.PV= ging
wwgez. = ging uit mijn dak
O= ik
 
Vervolg les

A: Ik doe mee met de instructie
B: Ik lees blz. 88 en maak 6a t/m 6c, 7 en 8.
C Ik lees blz. 88 en maak bij elk "zo herken je' twee voorbeeldzinnen die niet in het boek staan

Kies je B of C? Je weektaak is dus aangepast!!!

Je werkt alleen en stil.
Je kunt 10 minuten geen vragen stellen!

Slide 5 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Onderdelen van een scheidbaar werkwoord.
              De directeur reikt vandaag de diploma's uit.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord en delen van een scheidbaar werkwoord (bijv. ik stap uit) horen ook bij het gezegde!
              Mijn collega's zijn aan het vergaderen.
              Hij staat al een half uur te dromen.




Slide 6 - Slide

Opdrachtje
Wat is in deze zinnen het werkwoordelijk gezegd? Schrijf het op! Je hebt 2 minuten. 

  1. Ik heb veel te doen vandaag
  2. Bij de volgende bushalte stapt mevrouw de Bever uit 
  3. De postbode heeft het pakketje vanmiddag afgeleverd 








Slide 7 - Slide

Voorbeeldzinnen
Wat is in deze zinnen het werkwoordelijk gezegd? Schrijf het op! Je hebt 2 minuten. 

  1. Ik heb veel te doen vandaag
  2. Bij de volgende bushalte stapt mevrouw de Bever uit 
  3. De postbode heeft het pakketje vanmiddag afgeleverd 








Slide 8 - Slide



Ik raak nu de kluts kwijt.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking

Janine koos het hazepad.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking



Jesse raakt vaak zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking







Werkwoordelijke uitdrukkingen

Slide 9 - Slide

Vul maar in:
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit 1) .......................... in een zin. De 2) ............ hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde kan uit 3).................... werkwoord bestaan. Het woordje ........ en ............. horen ook bij het werkwoordelijk gezegde. Een vaste uitdrukking met een werkwoord is in 4).................een werkwoordelijk gezegde.

Slide 10 - Slide

Nu jij......
Maken 6 t/m 8 (blz.89)

Slide 11 - Slide

Tot morgen......

Exit

Wat vertel je vanavond aan tafel over de les Nederlands?
Schrijf deze zin op de Post-it en onderstreep het werkwoordelijk gezegde (of de werkwoordelijke uitdrukking)
Plak deze op het whiteboard, voordat je je telefoon pakt!

Slide 12 - Slide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.

1. Schrijf de  werkwoorden uit de volgende zin op in je schrift:
 Wij hebben samen in een heel duur restaurant gegeten.
2. Geef van de werkwoorden uit de zin van opdracht 1 aan, of het een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord is.
3. Maak van de zin uit opdracht 1 een goede zin zonder hebben. Je mag de vorm en volgorde van de woorden veranderen.

Klaar? Stillezen
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Deze week
Maandag:Instructie werkwoordelijk gezegde (21)
Dinsdag: Instructie soorten werkwoorden (21)
Vrijdag: Weektaak / extra instructie (20,21)

Weektaak
Lezen:Hoofdstuk 20 en 21
Maken: Hoofdstuk 21 1 t/m 4 en 6 t/m 8

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet ik welke verschillende soorten werkwoorden er zijn.
  • kan ik de verschillende soorten werkwoorden in een zin benoemen.

Slide 15 - Slide

Deze les

Soorten werkwoorden:
  • zelfstandige werkwoorden
  • hulpwerkwoorden

Antwoorden

1. Hebben gegeten
2.Hebben = hulpwerkwoord
gegeten = zelfstandig werkwoord
3. Bijvoorbeed: Samen eten wij in een duur restaurant. We aten samen in een duur restaurant.

Slide 16 - Slide

Vervolg les.........
A: Ik doe mee met de instructie.
B: Ik lees hoofdstuk 21 (blz. 86) en maak vraag 1 t/m 3 en 5. Klaar?  Weektaak/ lezen
C: Ik lees hoofdtuk 21 (blz 86) en ik schrijf een verhaal( 200 woorden) over mijn plannen in de voorjaarsvakantie. Als mijn verhaal af is, onderstreep ik alle werkwoorden en geef ik bij elk werkwoord aan ,of het een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord is en welke functie het werkwoord heeft.  Klaar? Markeer de bedrijvende zinnen.

Kies je voor B of C? 
Je werkt alleen en stil.
Je kunt 10 minuten geen vragen stellen.

Slide 17 - Slide

Soorten werkwoorden
werkwoord: wat iemand doet, wat er gebeurt

zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
(koppelwerkwoord)

Slide 18 - Slide

Zelfstandig werkwoord
  • 'doe' werkwoorden

  • kan zelfstandig in een zin staan


  • kan niet worden weggelaten
 De buurman belt graag.

  • één zelfstandig werkwoord per zin
 De buurman zou graag naar mij willen bellen.





Slide 19 - Slide

Hulpwerkwoord
  • hulp voor het 'hoofdwerkwoord'
  • altijd in combinatie met een ander werkwoord

  • 'helpt’ de zin in een bepaalde ‘tijd’ te zetten


Jan verzorgt de hond. 
Jan heeft de hond verzorgd.


Slide 20 - Slide

Hulpwerkwoord
  • ‘helpt’ de zin in een bepaalde ‘vorm’ te zetten


Jan verzorgt de hond. (bedrijvend - het onderwerp doet iets, actief)
De hond wordt door Jan verzorgd. (lijdend - het onderwerp overkomt of ondergaat iets, passief)

  • komt niet zelfstandig voor

Slide 21 - Slide

Wat zijn de hulpwerkwoorden?
Ik heb dat altijd al willen kopen
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen

Slide 22 - Quiz

Hij heeft die opdracht moeten maken. 
heeft

moeten

maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 23 - Drag question

Wij hebben haar helaas niet kunnen helpen. 
hebben

kunnen

helpen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 24 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 25 - Drag question

Schrijf een zin over je herkansing of over de afgelopen periode. Het zelfstandig werkwoord typ je in hoofdletters.

Slide 26 - Open question

Kortom....


Iedere zin heeft één zelfstandig werkwoord, soms aangevuld met één of meer hulpwerkwoorden.

Slide 27 - Slide

Aan de slag!                          Wat?

1 t/m 4 (blz 87)

Aan de slag!                            Hoe?

  • vraag 1 en 2 maak je 'tegelijk' 
  • links a t/m d  rechts e t/m h
  • schriften wisselen, nakijken

Klaar?
  • vraag 3 en 4
  • zelfstandig!
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Afsluiting
Beschrijf een grappige situatie die je hebt meegemaakt zonder hulpwerkwoorden te gebruiken. Gebruik minimaal 5 zinnen.
timer
3:00

Slide 29 - Slide

Tot vrijdag....
Exit....
Schrijf de werkwoorden op een post- it en plak ze op de goede plaats. (voordat je je telefoon pakt).


De wiskundeleraar kan de moeilijkste problemen uitstekend uitleggen.

Slide 30 - Slide

Starttaak
Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.

1. Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin: Wij hebben samen in een heel duur restaurant gegeten.
2.Maak van de zin uit opdracht 1 een goede zin zonder het werkwoord hebben. Je mag de vorm en volgorde van de woorden veranderen.
3.Maak van de zin uit opdracht 1 een goede zin zonder het werkwoord gegeten (eten). Je mag de vorm en volgorde van de woorden veranderen.

Klaar? Stillezen
timer
12:00

Slide 31 - Slide

Deze week
Maandag:Instructie werkwoordelijk gezegde (21)
Dinsdag: Instructie soorten werkwoorden (21)
Vrijdag: Weektaak / extra instructie (20,21)

Weektaak
Lezen:Hoofdstuk 20 en 21
Maken: Hoofdstuk 21 1 t/m 4 en 6 t/m 8

Slide 32 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet ik welke verschillende soorten werkwoorden er zijn.
  • kan ik de verschillende soorten werkwoorden in een zin benoemen
  • weet ik wat een werkwoordelijk gezegde is
  • weet ik wat een werkwoordelijke uitdrukking is
  • kan ik het werrkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.

Slide 33 - Slide