What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
SCC 2A7 Voornaamwoorden
Wat gaan we leren vandaag?
Aan het einde van de les weet je wat voornaamwoorden zijn.
persoonlijk vnw, bezittelijk vnw en aanwijzend vnw
Waarom leren we dit?
Voornaamwoorden verwijzen naar iets. Het zorgt ervoor dat je een tekst makkelijker leest.
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we leren vandaag?
Aan het einde van de les weet je wat voornaamwoorden zijn.
persoonlijk vnw, bezittelijk vnw en aanwijzend vnw
Waarom leren we dit?
Voornaamwoorden verwijzen naar iets. Het zorgt ervoor dat je een tekst makkelijker leest.
Slide 1 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar:
mensen, dieren en dingen
Voorbeelden:
ik, mij, me, jij, jou, je, u, hij, hem, zij, ze, haar, het, wij, we, ons, jullie, zij, ze, hun en hen.
Slide 2 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Je kunt een persoonlijk voornaamwoord in de plaats zetten van een naam.
Voorbeeld:
Hij
geeft de gitaar aan
mij
>
Johan
geeft de gitaar aan
Lieke
De drumstokjes zijn van
jou
> De drumstokjes zijn van
Pieter
Slide 3 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Verschil tussen HEN en HUN!
Hen:
- na een voorzetsel (ik geef het glas aan hen)
- als LV (ik zie hen)
Hun:
- als MV (ik geef hun het glas)
maaaar... ik geef het glas aan hen)
Slide 4 - Slide
De tandarts is vandaag afwezig, want is ziek.
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op
Wanneer gaan verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet per dag?
hij
je
ik
hem
zij
Slide 5 - Drag question
Wat is het persoonlijk voornaamwoord(en)? Ik ga na school met jou mee naar huis.
Slide 6 - Open question
Bezittelijk voornaamwoord
Het geeft een bezit aan > iets is van iemand
Voorbeelden:
mijn, jouw, je , uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun
Slide 7 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Let op (spelling!):
Dat is toch jouw schrift? (bezittelijk)
* jouw is bez. vnw en dus
met
een w aan het eind!
Dat schrift is toch van jou? (persoonlijk)
* jou is pers. vnw en dus
zonder
w aan het eind!
Slide 8 - Slide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord(en)?
Van onze ouders moet ik mijn kamer schoonmaken en voor straf ook hun kamer.
Slide 9 - Open question
Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 10 - Quiz
Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.
'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 11 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan
Voorbeelden
: die, deze, zo'n, dit, dat, zulk
Voorbeeld:
Dit
kind met
zo'n
verrekijker zag
die
roofvogel over
deze
velden vliegen.
Slide 12 - Slide
Wat is het aanwijzend voornaamwoord(en)?
Ik heb dat boek Chatrooms gelezen, dat boek is geschreven door Helen Vreeswijk.
Slide 13 - Open question
Wat is het aanwijzend voornaamwoord(en)?
Deze boeken zijn erg mooi en waarschuwt veel jongens en meiden.
Slide 14 - Open question
Sleep de onderstreepte woorden uit de zin naar het juiste voornaamwoord:
Wie
heb
jij
vanmorgen
die
opdracht laten overschrijven?
pers. vnw.
vr. vnw.
aanw. vnw.
Wie
jij
die
Slide 15 - Drag question
Hoeveel pers. vnw. staan er in de zin:
Wanneer ga je weer eens bij je oma op bezoek?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
Mijn
vervelende
broer
zit
in
zijn
kamer
Slide 17 - Drag question
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin
Slide 18 - Drag question
Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
voorzetsel
werkwoord
zelfstandig nw
Zij
willen
op
jouw
fiets
Slide 19 - Drag question
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
lidwoord
voorzetsel
Hij
zet
zijn
tas
voor
de
kast.
Slide 20 - Drag question
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
lidwoord
voorzetsel
mijn
daar.
rijdt
Zij
Een
vrouw
heeft
pakket
in
haar
auto.
Slide 21 - Drag question
Deze jongens waren super vervelend.
Wat is het aanwijzend vnw?
A
Jongens
B
Deze
C
Waren
D
Super
Slide 22 - Quiz
Wat is geen aanwijzend vnw?
A
die
B
deze
C
daar
D
dat
Slide 23 - Quiz
Wanneer gebruik je de aanwijzende vnw 'dit' en 'dat'?
A
bij een het-woord
B
bij een de-woord
Slide 24 - Quiz
... jongen vraagt steeds om .... boeken, maar .... heb ik niet meer.
Vul aanwijzend vnw in.
A
de, mijn, dit
B
de, mijn, die
C
die, zijn, deze
D
die, die, die
Slide 25 - Quiz
Welke van de onderstaande zinnen bevat een aanwijzend vnw
A
Wie heeft mijn pen gezien?
B
Daar woon ik!
C
Waarom doe jij niet mee?
D
De jongen die daar loopt, is mijn broer.
Slide 26 - Quiz
Vul een passend aanwijzend vnw in de onderstaande zin in: "Op ….. reactie zat ik niet te wachten"
A
zijn
B
dit
C
zulke
D
zo'n
Slide 27 - Quiz
Vandaag heb ik niet zo'n zin in die pizza.
aanwijzend vnw :
A
zijn er niet
B
die
C
zo'n + die
D
vandaag, die
Slide 28 - Quiz
In de volgende zin staat een aanwijzend vnw.
'Heeft iemand mijn gymschoenen met witte zolen gezien?'
A
Ja
B
Nee
Slide 29 - Quiz
More lessons like this
Hfdst 4.7 Grammatica: woordsoorten
April 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Woordsoorten (0VSEA/B)
November 2021
- Lesson with
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
2MH - Woordsoorten (voornaamwoorden)
March 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
woordsoorten
February 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
woordsoorten
January 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Les 1 Woordsoorten / Woordbenoeming
August 2022
- Lesson with
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica woordsoorten
January 2021
- Lesson with
51 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
20 11 2020
June 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1,3