2V H2.3 Lezen

H2.3
Lezen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2.3
Lezen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
  • ''...'' uitleggen wat een informatieve tekst is en deze herkennen.
  • ''...'' verschillende soorten interviewverslagen herkennen.
  • ''...'' functies van de inleiding en het slot benoemen.
  • ''...'' het samenvattend tekstverband herkennen.

Planning
  • Terugblik
  • Informatieve tekst
  • Interviewverslag
  • Quizje
  • Inleiding en slot
  • Tekstverbanden
  • Huiswerk 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2.3 Lezen                                                                                                                               
Informatieve tekst
Belangrijkste doel: de lezer informeren
Bevat vooral feitelijke informatie:
  • Beschrijving van gebeurtenissen die echt hebben plaatsgevonden;
  • Informatie over dingen die in werkelijkheid bestaan;
  • Kennis die door waarneming of onderzoek is verkregen;
  • Uitleg die je kunt uitvoeren.

Vormen:
  • Nieuwsbericht, sportverslag, interviewverslag, encyclopedie, schoolboektekst, wetenschappelijk artikel, handleiding.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

2.3 Lezen                                                                                                                                  
Interviewverslag
Vaak in een krant of tijdschrift
Verslag van een vraag- en antwoordgesprek.

2 manieren:
  • Letterlijk: de vragen en antwoorden zijn zo letterlijk mogelijk weergegeven, maar kort voor de leesbaarheid en onbelangrijke details zijn weggelaten.
  • Samenvattend: de vragen zijn weggelaten, antwoorden gedeeltelijk in eigen woorden samengevat en afgewisseld            met letterlijke uitspraken.

In de aanleiding vaak informatie over                                      geïnterviewde en de aanleiding.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nieuwsberichten
De schrijver wil je op de hoogte brengen van het laatste nieuws.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorlichtingsfolders
De schrijver legt uit wat iets is óf wat je moet doen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Interviews
De schrijver wil je op de hoogte brengen van wat de geïnterviewde vindt op denkt.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Beschouwingen
De schrijver wil je aan het denken zetten. 
Hij laat verschillende kanten van een onderwerp zien en/of hij laat meerdere mensen aan het woord komen. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Studieteksten
De schrijver wil je iets nieuws leren.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De verschillende tekstsoorten
* Deze kun je soms herkennen aan de lay-out (opmaak). 
Zo zie je in folders bijv. veel tussenkopjes (deeltitels) en smalle tekstkolommen. 
* In studieteksten staan vaak verduidelijkende illustraties (afbeeldingen) en zijn belangrijke woorden of begrippen vetgedrukt of opvallend (gekleurd/cursief).


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De betrouwbaarheid van informatieve tekst
* Controleer de betrouwbaarheid van informatieve teksten.
Je moet je afvragen of je wel betrouwbare informatie krijgt. Is de informatie niet verouderd? Heeft de schrijver verstand van het onderwerp? Zijn alle kanten van het onderwerp wel aan bod gekomen? Weet je nu wat je moét weten?
* Let bij informatieve teksten extra goed op de bron van de tekst. Kun je achterhalen waar de informatie vandaag komt? Informatie wordt een stuk betrouwbaarder, als de bron serieus en betrouwbaar is.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Informatieve tekst
A
De schrijver geeft feiten en meningen
B
De schrijver wil dat de lezer leert van zijn tekst.
C
De schrijver wil de lezer overtuigen
D
De schrijver geeft zijn mening

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort niet in een informatieve tekst?
A
Feiten
B
Mening

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een informatieve tekst...
A
... probeert je ergens van te overtuigen.
B
... probeert je aan het lachen te maken.
C
... probeert je alleen informatie te geven.
D
... probeert je ergens toe over te halen.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een achtergrondartikel
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor informatieve tekst is dit?
A
Een nieuwsbericht
B
Een beschouwing
C
Een voorlichtingsfolder
D
Een interview

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen informatieve tekst?
A
leerwerkboek Talent
B
inhoudsopgave in een boek
C
ingezonden brief
D
website van de huisartspraktijk

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen informatieve tekst?
A
Een folder van de Nederlandse Depressievereniging.
B
Een artikel over de eenzame strijd van mannen met een depressie .
C
Een uitnodiging voor een lezing over een nieuw medicijn bij de behandeling van depressies.
D
Een nieuwsbericht over de toename van het aantal patiënten met een winterdepressie.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN tekstvorm van een informatieve tekst?
A
interviewverslag
B
handleiding
C
filmrecensie
D
leertekst in een schoolboek

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een informatieve tekst?
A
kookboek
B
anti-rook campagne
C
advertentie
D
recensie

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is NIET een informatieve tekst?
A
een nieuwsbericht
B
een interviewverslag
C
een boekrecensie
D
een folder van de dermatoloog

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke functie kan een inleiding NIET hebben?
A
De mening van de schrijver geven
B
Een vraag stellen
C
Een samenvatting geven
D
De conclusie van de schrijver geven

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

2.3 Lezen                                                                                                                                  
Functies van de inleiding
Bedoeld om aandacht te trekken.
Het doel is ervoor te zorgen dat de lezer ook de rest gaat lezen.

Andere functies:
  • Het onderwerp noemen of beschrijven;
  • De aanleiding noemen;
  • De centrale vraag stellen (later beantwoord); 
  • De mening van de schrijver geven (later argumenten);
  • Een samenvatting van de inhoud geven (later meer     bijzonderheden).

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Welke functie kan een slot NIET hebben?
A
Een samenvatting geven
B
Een advies geven
C
Een conclusie geven
D
Een toekomstverwachting geven

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

2.3 Lezen                                                                                                                                  
Functies van het slot
Het doel is ervoor te zorgen dat de tekst goed afgesloten wordt.

Functies:
  • Een conclusie geven. (Dus, daarom, dan ook);
  • Een samenvatting geven. (Kortom, samenvattend);
  • Een advies geven. (het is raadzaam, het is beter, het is aan te raden).

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

2.3 Lezen                                                                                                                                  
Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Opsommend
?
Tijdsvolgorde
?
Tegenstellend
?
Uitleggend
?
Redengevend
?
Concluderend
?
Samenvattend
NIEUW H2.3
Oorzaak en gevolg
NIEUW H3.3
Vergelijkend
?
Tekstverbanden










Samenvattend vind je vaak aan het eind van een tekst(deel).

*Al met al kunnen we spreken van een geslaagde wedstrijd.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

1.3 Lezen                                                                                                                                     
Tekstverbanden

Tekstverband
Signaalwoorden
Opsommend
ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, zowel... als, ten slotte, om te beginnen, daarnaast, niet alleen... maar ook...
Tijdsvolgorde
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
Tegenstellend
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds... anderzijds, daar staat tegenover
Uitleggend
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals
Redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Concluderend
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Samenvattend* (H2.3)
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
Oorzaak en gevolg* (H3.3)
doordat, daardoor, zodat, waardoor, met als gevolg
Vergelijkend
net als, zoals, evenals

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Tijdens de les: 26-9 en 27-9
  Tekst 1
  opdracht 5-6-7

  opdracht 9-10-11

  Tekst 2
  opdracht 13 (groepje van 2)

  Tekst 3
  opdracht 17-18-19-20-21-22-24




Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk 3-10-2024
  Tekst 1
  opdracht 5-6-7

  opdracht 9-10-11

  Tekst 2
  opdracht 13 (groepje van 2)

  Tekst 3
  opdracht 17-18-19-20-21-22-24




Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bekijk tekst 2: welk soort interviewverslag herken je?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Lees de inleiding van tekst 2
WELKE FUNCTIES HERKEN JE IN DEZE INLEIDING?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Lees de laatste alinea van tekst 2. Welke functie heeft deze alinea?
A
Een samenvatting geven.
B
Een advies geven.
C
Een conclusie geven.
D
De kijk van de schrijver geven.

Slide 32 - Quiz

De slotalinea geeft antwoord op de vraag uit de inleiding. Dit is een conclusie.