Lesweek 8 W3

Wonen en huishouden
                      W3
Lesweek 8
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Wonen en huishouden
                      W3
Lesweek 8

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je welke verschillende soorten inkomsten en uitgaven mensen hebben.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je cliënten kunt helpen bij hun financiële administratie.
  • Aan het einde van de les weet je waaruit een financiële opvoeding bestaat.

Slide 2 - Slide

Programma
  • Theorieles
  • Zelfstandig werken

Slide 3 - Slide

Tegen welke temperatuur kan huisstofmijt niet tegen?
A
40
B
30
C
90
D
60

Slide 4 - Quiz

Het uit einde van je dekbedovertrek doe je strak onder je matras?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Onder welk vuil valt het volgende: oude vlekken’ zoals bloed, roest en kauwgom;
A
onzichtbaar vuil
B
losliggend vuil
C
licht gehecht of aangekleefd vuil
D
sterk gehecht of ingedrongen vuil

Slide 6 - Quiz

Wat was de cirkel van sinner?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Welk kleur schoonmaak doek gebruik je voor het toilet/badkamer?
A
Wit
B
Rood
C
Blauw
D
Geel

Slide 9 - Quiz

Wat betekent dit symbool?
A
Brandgevaarlijk
B
Houder onder druk
C
Schadelijk
D
Bijtend

Slide 10 - Quiz

Theorie les 
Pak je aantekeningen/notities erbij

Slide 11 - Slide

Inkomsten en uitgaven

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

INKOMEN
Je kan op verschillende manieren geld binnenkrijgen. Dit wordt je inkomen genoemd:​

Salaris -> loondienst, betaald vrijwilligerswerk, zzp’ers. Op je salarisstrook staat je Neto en Bruto inkomen. Bruto inkomen: Je salaris zonder aftrek belastingen. Netto inkomen: je salaris met aftrek belastingen. Dit bedrag krijg je gestort op je rekening. ​

Uitkeringen -> WW uitkering: geen werk, WIA uitkering: arbeidsongeschikt (via de gemeente regelen).​ 

Kinderbijslag -> ontvangen ouders tot de kinderen 18 jaar zijn (via overheid)​ 

Toeslagen -> zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag (via de gemeente regelen)

Slide 14 - Slide

UITGAVEN
Van je inkomen gaan geldbedragen af, namelijk de kosten van het levensonderhoud. Dit worden je uitgaven genoemd. Je uitgaven kunnen bestaan uit:

Vaste lasten: bijv. huur, elektriciteit, water, gas, televisie abonnementen, zorgverzekering, studiekosten, vervoerskosten, afbetalingen, maar ook gemeentelijke belastingen zoals: afvalstoffenheffing (elk huishouden moet dit betalen).

Huishoudelijke uitgaven: bijv. boodschappen, persoonlijke verzorging (kapper) maar ook het kopen van cadeautjes voor anderen.

Reserveringsuitgaven: geld dat je voor verschillende zaken apart houdt: bijv. kleding, vervangen van meubels, apparaten, vakanties etc.​

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Als jouw cliënt zelf zijn of haar financiële administratie niet kan overzien kun je het volgende samen met de cliënt doen:

Kasboek bijhouden: je noteert alle inkomen en uitgaven van een cliënt​

Begroting maken: financiële planning maken voor in de toekomst. Je gaat samen met je cliënt inschatten hoe de komende maanden que inkomen en uitgaven eruit gaat zien (hoeveel geld houd de cliënt bijv. na een half jaar over?). Je hebt een maandbegroting en een jaarbegroting.

Slide 17 - Slide

Een overzichtelijke administratie helpen opzetten doe je als volgt: 
  • Zorg dat elke dag de post wordt opengemaakt.
  • Maak er een gewoonte van om de financiële post, zoals rekeningafschriften en facturen, op een vaste plek in huis te bewaren.
  • Verwerk deze post minstens een keer per week, zodat de rekeningen worden betaald en de afschriften en andere zakelijke post op de juiste plek worden opgeborgen.
  • Zoek een rustig moment en een opgeruimde vaste plek in huis voor het doen van de administratie. 
  • Zet een prettig muziekje op met iets lekkers erbij, zodat het geen straf is om de administratie bij te houden.

Bewaar je administratie in een map/ordener

Slide 18 - Slide

Zakgeld en kleedgeld is oefengeld, je leert ermee met geld omgaan. Dan moet het kind wel van te voren weten hoeveel geld het krijgt en wanneer – net zoals later met een salaris.

Financiële opvoeding betekent dat je kinderen leert om met geld om te gaan. Dat betekent dat ze:
- met een beperkt, vast bedrag een bepaalde periode leren overbruggen; 
- wensen kunnen afstemmen op inkomsten; 
- keuzes maken tussen wat nodig is en wat ze graag zouden willen. 

Financiële opvoeding is belangrijk, ook omdat veel jongeren al schulden hebben. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die al jong zelf leren kiezen waar zij hun geld aan uitgeven, minder vaak in de financiële problemen komen.

Slide 19 - Slide

Veilig kopen via internet

Let voor alle zekerheid altijd op de volgende punten:
- Lees de leverings- en betaalvoorwaarden.
- Geef alleen een creditcardnummer als je zeker weet dat je iets koopt.
- Is je verbinding beveiligd? Dit zie je onderin het beeld van je browser: daar moet een sleuteltje of een gesloten hangslotje staan.
- Controleer of het webadres begint met ‘https’.
- Maak een uitdraai van de betaalpagina of sla die digitaal op.
- Vergeet niet om achteraf de bank- en creditcardafschriften te controleren

Slide 20 - Slide

Lees zelf thema 4.14
Beantwoord dan de volgend vragen:
Hoe kan jij ervoor zorgen dat de cliënt zijn schulden aanpakt?
Wat doet/is een deurwaarder?
Hoe kan jij ervoor zorgen dat je cliënt kostenbewust leeft?

Klaar? Maak voor jezelf een inkomsten/uitgaven overzicht. 
timer
12:00

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken
Thieme Meulenhoff opdrachten maken
Boek leefomgeving
Thema 4.12: 1ABCD, 2ABC, 3AB, 4ABCD
Thema 4.13: 2AB, 3AB, 5A
Thema 4.14: 2, 3, 4AB

Slide 22 - Slide