7.2 Populaties

7.2 Populaties 
1 / 52
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

7.2 Populaties 

Slide 1 - Slide

vandaag 
  • herhalen bss 1: organismen 
  • leerdoelen  
  • lezen bs 2 
  • uitleg bss 2: Populaties 
  • maken opdrachten 
  • bespreken opdrachten 
  • afsluiten 

Slide 2 - Slide

herhalen leerdoelen van bs 1 
  1. De verschillende organisatieniveaus in de ecologie benoemen
  2. Voorbeelden beschrijven van (a)biotische factoren
  3. Conclusies trekken a.d.h.v. het tolerantiegebied van organismen

Slide 3 - Slide

Welke factor is 's nachts meestal de beperkende factor voor de fotosynthese?
A
water
B
zuurstof
C
koolstof
D
licht

Slide 4 - Quiz

Een vos uit de woestijn ziet er heel anders uit dan een vos in een poolklimaat. Wat zijn kenmerken van een woestijnvos?
A
Kleine oren en een witte vacht
B
Kleine oren en een bruine vacht
C
Grote oren en een bruine vacht
D
Grote oren en een witte vacht

Slide 5 - Quiz

Prooidier
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 6 - Quiz

Temperatuur
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 7 - Quiz

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Een meer is een voorbeeld van een ecosysteem
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat is geen biotische factor die invloed heeft op de reiger?
A
De temperatuur van het water dat koud aanvoelt
B
De vissen die als voedsel dienen
C
De grassen het water schoonmaken
D
De bodemdiertjes die als voedsel voor de vissen dienen

Slide 10 - Quiz

De weegbree
De weegbree is een tredplant. Hij komt vooral voor op plaatsen waar wordt gelopen. Daardoor verandert de bodem. De bodem is een abiotische factor, die op zijn beurt bestaat uit andere abiotische factoren.

3a. Noteer drie van deze factoren.

Slide 11 - Open question

De grote weegbree (Plantago major) kwam oorspronkelijk voor in Europa en Noord- en Centraal-Azië, maar tegenwoordig komt hij over de hele wereld voor. De oorspronkelijke bewoners van Amerika noemen hem ‘het voetspoor van de blanke’.

3b. Welke biotische factor heeft een rol gespeeld bij de verspreiding van de grote weegbree over de aarde?

Slide 12 - Open question

Wat zijn tolerantiegrenzen?
A
Een zone waar een organisme kan overleven.
B
De grens waarbij een organisme het best overleefd.
C
Aanpassingen die een soort ondergaat om te kunnnen overleven.
D
Minimum- en maximumgrens van een abiotische factor.

Slide 13 - Quiz

Er is een verband tussen de tolerantie en het areaal van een soort.

Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste tolerantiegebied?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D

Slide 14 - Quiz

Welke soort heeft de grootste tolerantie voor watertemperatuur
A
Lemna minor
B
Lemna turionifera
C
Spirodela ployrhiza

Slide 15 - Quiz


Tolerantie voor zout
In de grafiek in de afbeelding is de dichtheid van drie verschillende algen weergegeven:
in een rivier, in een riviermonding en in zee 

Welke alg heeft de breedste tolerantie voor zout?
 

A
soort I
B
soort II
C
soort III

Slide 16 - Quiz

Tolerantie en de verspreiding van een soort hangen nauw samen.

6a) Welk verband is er tussen de grootte van de tolerantie en de grootte van het verspreidingsgebied van een soort?

Slide 17 - Open question

Leerdoelen Bs 2 Populaties 
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden. 
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven. 

Slide 18 - Slide

Lezen 
Lees basisstof 7.2 Populaties 
 blz 169 t/m 172
timer
8:00

Slide 19 - Slide

Relaties tussen populaties
Relaties tussen individuen, deze kan gericht zijn op: 

-- competitie / concurrentie 
  • leidt tot specialisatie 

-- coöperative 
  • soms hebben verschillende soorten een langdurige relatie met elkaar = symbiose 

Slide 20 - Slide

vormen van symbiose
Aantekening 

Slide 21 - Slide

voorbeelden mutualisme 
Nijlkrokodil
–Eet normaal beesten
–Staat vogel toe in zijn mond rond te lopen
Krokodilvogel
–Verwijdert parasieten en voedselresten uit mond krokodil
–Eet parasieten (o.a. bloedzuigers)

Korstmossen, bestaan uit:
1) Algen --> Maken organische stoffen (suikers) m.b.v. fotosynthese
2) Schimmel --> Zorgt voor water en mineralen
                            --> Komt via alg aan organische stoffen

Slide 22 - Slide

voorbeelden commensalisme 
Clownfish
–Schuilplek tussen zeeanemoon
–Heeft slijmlaag tegen netelcellen anemoon
Zeeanemoon
–Geen voordeel, geen nadeel

Zuigvis
-Reist mee met haai
Haai
- Geen voordeel of nadeel

Slide 23 - Slide

voorbeelden parasitisme
Vogellijm of maretak onttrekt water en voedingsstoffen / voedingszouten aan de gastheer

Slide 24 - Slide

Maken 
Opdracht 9 en 10
timer
15:00

Slide 25 - Slide

Wat weet je nu al over symbiose?

Slide 26 - Mind map

Leerdoelen Bs 2 Populaties 
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden. 
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven. 

Slide 27 - Slide

lezen 
blz 173 t/m 174
timer
8:00

Slide 28 - Slide

Wat denk je? 
De populatiegrootte is afhankelijk van een aantal factoren. 
Sleep de termen naar de juiste plaats in het schema.
populatiegrootte
immigratie
sterftecijfer
geboortecijfer
emigratie

Slide 29 - Drag question

Geef de definitie van het begrip populatiedichtheid.

Slide 30 - Open question

Populatiedichtheid
=het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte (land) of volume (water) eenheid.

Slide 31 - Slide

de populatiegrootte schommelt meestal rondom een biologisch evenwicht (BiNaS 93...)

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Factoren die van invloed zijn op de populatiedichtheid kunnen op hun beurt weer van de populatiedichtheid afhankelijk zijn (en daardoor de populatiedichtheid regelen).
Sleep de factoren naar de juiste categorie.
dichtheidsafhankelijke factoren
dichtheidsonafhankelijke factoren
ziekte
sneeuwval
concurrentie
overstroming
parasitisme
temperatuur
voedselrelaties

Slide 34 - Drag question

Factoren van invloed op populatiedichtheid: 
  • Dichtheidsafhankelijke factoren: prooi, parasitisme, ziekte, voedselconcurrentie. → werkt via negatieve terugkoppeling wat zorgt voor biologisch evenwicht. 
  • Dichtheidsonafhankelijke factoren: klimaat , ramp, activiteit mens→ toeval en heeft dus geen terugkoppeling.
  •  Vreemde soorten

Deze factoren beïnvloeden het geboortecijfer, sterftecijfer en emigratie of immigratie.  

Slide 35 - Slide

Bekijk het diagram

In dit ecosysteem lijkt er sprake te zijn van een dynamisch evenwicht tussen een predator en zijn prooi

Bestudeer het diagram en beantwoord de vragen op de volgende slides

Slide 36 - Slide

Geef een verklaring voor het feit dat populatiedichtheid konijnen in het jaar 1974 daalt.

Slide 37 - Open question

In een predator-prooi evenwichtsdiagram is de piek van de predatordichtheid in de tijd altijd later dan de piek van de prooidichtheid.
Leg dit uit.

Slide 38 - Open question

uitheemse soorten
= soorten die van oorsprong niet in het gebied voorkomen. Sommige kunnen zich vestigen en verspreiden.

Exoot = Als de mens voor introductie heeft gezorgd

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Exoten

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Populatiegroei invasieve soort 
  • Begin exponentiële groei;  hulpbronnen onbeperkt en ontbreken van natuurlijke vijand. (J-curve) 
  • Dan wordt draagkracht bereikt en stelt zich biologisch evenwicht in
  • Draagkracht: De maximale populatiegrootte die over langere tijd in een bepaald gebied kan worden gehandhaafd.

Slide 43 - Slide

Maken 
Opdrachten 11 t/m 13 
timer
20:00

Slide 44 - Slide

afsluiten 

Slide 45 - Slide

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 46 - Quiz

Omschrijf het voordeel voor de bij.
Omschrijf het voordeel voor de plant.

Slide 47 - Open question

Van welke vorm van symbiose is hier sprake?
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 48 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 49 - Quiz

In een jong ecosysteem zijn nog veel niches vrij. Soort X vestigt zich in een jong ecosysteem in een vrije niche. Er is geen sprake van concurrentie, predatie en ziektes.

Volgens welke curve zal deze groei van deze soort waarschijnlijk verlopen?
A
B

Slide 50 - Quiz

Bekijk het voedselweb hiernaast. Leg aan de hand van een voorbeeld uit dat er tussen sommige soorten sprake is van concurrentie

Slide 51 - Open question

Heb je de leerdoelen gehaald?
Kan je binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden?
Kan je de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll