Les 2 Schaarste geld en handel

Wederzijds voordeel
Ruilen komt alleen tot stand als er wederzijds voordeel is. 
Om te ruilen moet er voldaan worden aan: 
- Er moet een ruilverhouding zijn 
- De aanbieder moet ook de wetmatige eigenaar zijn 
- De transactiekosten moeten lager zijn dan de ruil zelf 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wederzijds voordeel
Ruilen komt alleen tot stand als er wederzijds voordeel is. 
Om te ruilen moet er voldaan worden aan: 
- Er moet een ruilverhouding zijn 
- De aanbieder moet ook de wetmatige eigenaar zijn 
- De transactiekosten moeten lager zijn dan de ruil zelf 

Slide 1 - Slide

We onderscheiden:

  • Directe ruil
  • Indirecte ruil 

Niet ruilen? Dan spreken we van een autarkie 

Slide 2 - Slide

Absoluut en comparatief productievoordeel
Absoluut productievoordeel, dezelfde productie wordt tegen lagere kosten gerealiseerd, dit vaak door een grotere arbeidsproductiviteit. 
Comparatief productievoordeel geeft voor iedereen aan in welke activiteit zijn arbeidsproductiviteit relatief het hoogst is. 
Waarom? Kijken waarin men zich kan specialiseren 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Arbeidsproductiviteit
De productie per werknemer per periode 

Deze wordt hoger door:
- Scholing 
- Betere werkomstandigheden
- Betere gezondheid werknemers 
- Verbeterde kapitaalgoederen

Slide 5 - Slide

Arbeidsproductiviteit
Waarom belangrijk?

Als arbeidsproductiviteit stijgt worden de loonkosten lager. Loonkosten zijn meestal het duurste product van een goed of een dienst. 

Slide 6 - Slide

Specialisatie 
Specialiseren in de productie van een bepaald goed of dienst. 

Door specialisatie ontstaat internationale arbeidsverdeling. 
Hoe ontstaat internationale arbeidsverdeling? 
- Klimaat 
- Beroepsbevolking
- Ligging
- Bodem

Slide 7 - Slide

Voorbeeld Folkert en Robert
We zien dat Folkert absoluut voordeel heeft 

Slide 8 - Slide

Comparatief kostenvoordeel
Om te kijken wie het comparatieve voordeel heeft op welk product kunnen we het beste kijken naar de opofferingskosten  van beide werknemers. 

Slide 9 - Slide

Hoeveel radiatoren kan Folkert monteren in de tijd dat hij 1 CV kan installeren? 
2 uur / 0,5 uur = 4 
Hoeveel radiatoren kan Robert monteren in de tijd dat hij 1 CV kan installeren? 
5 / 1 = 5 
Conclusie, Folkert hoeft minder op te offeren 

Slide 10 - Slide

Hoeveel CV's kan Folkert installeren in de tijd dat hij 1 radiator kan monteren? 
0,5 uur / 2 uur = 0,25 
Hoeveel CV's kan Robert installeren in de tijd dat hij 1 radiator kan monteren?
1 uur / 5 uur = 0,20 
Conclusie, Robert hoeft minder op te offeren 

Slide 11 - Slide

Stel er moeten 10 CV's en 10 radiatoren worden geinstalleerd. 
Bij gelijke verdeling: 
Folkert 5 x 2 uur + 5 x 0,5 uur = 12,5 uur 
Robert 5x 5 uur + 5 x 1 uur = 30 uur 
Totaal 42,5 uur mee bezig  

Slide 12 - Slide

Comparatieve kosten 
Folkert maakt CV's en Robert maakt radiatoren. 
Folkert 10 x 2 uur = 20 uur
Robert 10 x 1 uur = 10 uur
Totaal 30 uur
Conclusie, minder tijd bezig met dezelfde productie 

Slide 13 - Slide

Oefenopdracht Japan en Nederland 

Slide 14 - Slide

Opdrachten
Maken opdracht 20
Klaar? Dan aan de slag met opdracht 2 t/m 5 

Slide 15 - Slide

Huiswerk dinsdag 4 september 
Maken opdracht 2 t/m 5, 7 t/m 10, 15,16,19 t/m 21, 25, 26, 33 

Slide 16 - Slide