Elke goed geschreven of gesproken tekst heeft een opbouw.
Die opbouw bestaat uit een inleiding, een kern en een slot.
Ook als je zelf een tekst schrijft, gebruik je deze opbouw.
Slide 5 - Slide
Inleiding
Elke tekst begint met een inleiding van meestal één alinea.
Deze inleiding heeft één of meer van de volgende drie functies:
Aandacht trekken van het publiek;
Het publiek motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren;
Informatie geven over wat komen gaat.
Slide 6 - Slide
Middenstuk
De kern is het middenstuk en bestaat vaak uit meer dan één alinea.
Als je zelf een tekst schrijft, vertel je in dit stuk waar het om draait: je boodschap.
Het onderwerp dat in de inleiding kort genoemd is, wordt in het middenstuk verder uitgewerkt. Het middenstuk bevat vaak meerdere deelonderwerpen, die te herkennen zijn aan de tussenkopjes en alinea's
Slide 7 - Slide
Slot
Het slot is het laatste deel van de tekst en heeft meestal één of meer van de volgende vier functies:
Een samenvatting geven;
Een conclusie trekken;
Naar de toekomst kijken;
Een vraag meegeven aan de lezer.
Slide 8 - Slide
Inleiding, middenstuk en slot
Inleiding
aandacht trekken van het publiek;
het publiek motiveren om de tekst te lezen
informatie geven over wat komen gaat.
Middenstuk:
Je verhaal/de boodschap
Alinea’s en tussenkopjes
Bepaalde volgorde en structuur
Slot
een samenvatting geven;
een conclusie trekken;
naar de toekomst kijken;
een vraag meegeven aan de lezer.
Slide 9 - Slide
opbouw alinea
In iedere alinea staat een kernzin.
Deze zin is het belangrijkst in een alinea
Deze zin kan op twee plaatsen in een alinea staan
Slide 10 - Slide
Kernzin aan het begin van de alinea
Staat de kernzin vooraan, dan komt daarna een uitleg.
Voorbeeld tekst blz 31
"Het pioppi-dieet : opeens prees iedereen het aan......"
Slide 11 - Slide
Kernzin aan eind van de alinea
Staat de kernzin aan het eind , dan komt daarna een samenvatting of een conclusie
Voorbeeld tekst blz 31
"Het gaat juist om de variatie van de producten die op de schijf van vijf staan.