formatieve toets hoofdstuk 3 t/m paragraaf 3.7

Twee beweringen:
1. Langgolvige straling geabsorbeerd door de atmosfeer wordt ook wel het broeikaseffect genoemd
2. Het versterkte broeikaseffect wordt door de mens veroorzaakt
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
1 / 52
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Twee beweringen:
1. Langgolvige straling geabsorbeerd door de atmosfeer wordt ook wel het broeikaseffect genoemd
2. Het versterkte broeikaseffect wordt door de mens veroorzaakt
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 1 - Quiz

Latente energie wil zeggen dat
A
er energie overblijft door terugkaatsing
B
er water verdampt
C
de energie wordt geabsorbeerd door de dampkring
D
de energie compact wordt vervoerd

Slide 2 - Quiz

Op hoge breedte is het kouder ...
A
doordat de zonnestralen onder een grotere hoek invallen
B
omdat met omdat met elke 1000 m stijging de temperatuur met 6 graden afneemt
C
omdat daar de lucht ijler is
D
doordat de zonnestralen onder een kleinere hoek invallen

Slide 3 - Quiz

Het land warmt op. De lucht zet uit en wordt lichter dan de omgeving
Omdat de lucht lichter is dan de omgeving stijgt deze op
Hier is het koud. De lucht koelt af en krimpt. 
De koelere zwaardere lucht daalt

Slide 4 - Drag question

Lagedrukgebied
Hogedrukgebied
Minimum
Maxiumum
Droog
Zonnig
Bewolkt
Neerslag
Weinig luchtdeeltjes
Veel luchtdeeltjes
Lucht stijgt
Lucht daalt

Slide 5 - Drag question

Het subtropisch
maximum ligt op ...
A
O graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
90 graden breedte

Slide 6 - Quiz

Welke wind waait er volgens
deze bron tussen 0 en 30 graden NB?
A
een noordoostpassaat
B
een zuidwestmoesson
C
een zuidoostpassaat
D
een noordwestmoesson

Slide 7 - Quiz

Deze verdeling van de
luchtdrukgebieden gaat over
A
Januari
B
Maart
C
Juli
D
September

Slide 8 - Quiz

Plaats de juiste omschrijving bij de juiste locatie
Evenaar
30 graden noorder- & zuiderbreedte
Lage luchtdruk
Hoge luchtdruk
Neerslag
Zonnig
Bewolkt
Droog

Slide 9 - Drag question

Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de
Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring.
Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de
overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij
de keerkringen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 10 - Open question

Zijn de volgende omschrijvingen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Over een jaar krijgt de evenaar het meeste energie van de zon
In juni geeft de zon de meeste energie aan de kreeftskeerkring
Het lagedrukgebied beweegt met de instraling van de zon mee
In juli is het vlak ten noorden van de evenaar droog

Slide 11 - Drag question

Welke antwoord antwoorden is juist?
Wanneer er sprake is van een hogedrukgebied
dan hebben we meestal te maken met ...
A
kans op neerslag
B
bewolking
C
helder weer
D
is het nat

Slide 12 - Quiz

Op hoeveel graden breedte
ligt de ITCZ als je naar
deze bron kijkt?
A
90
B
60
C
30
D
0

Slide 13 - Quiz

Welke data passen
bij de afbeelding?
A
22 december
B
21 maart en 23 september
C
21 juni

Slide 14 - Quiz

Welke antwoord antwoorden is/zijn juist?
Wanneer er sprake is van een hogedrukgebied in Nederland dan ...
A
is het droog
B
is het 's zomers warmer
C
is het 's winters kouder
D
is het nat

Slide 15 - Quiz

De Zuidwestmoesson in Juli bij India ...
A
is aflandig en zorgt voor droogte
B
is aflandig en zorgt voor neerslag
C
is aanlandig en zorgt voor droogte
D
is aanlandig en zorgt voor neerslag

Slide 16 - Quiz

Twee beweringen:
1. Het albedo-effect heeft te maken met de klimaat-factor type oppervlak
2. E-klimaten komen alleen voor op hoge breedte
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 17 - Quiz

Het klimaatsysteem van Köppen is gebaseerd op
A
temperatuur
B
neerslag
C
wind
D
natuurlijke plantengroei

Slide 18 - Quiz

Het corioliseffect is een ander woord voor ...
A
de ITCZ
B
de wet van Buys Ballot
C
de thermohaliene circulatie
D
de atmosferische circulatie

Slide 19 - Quiz

De werking van de diepwaterpomp heeft te maken met ...
A
de ITCZ
B
de Wet van Buys Ballot
C
de thermohaliene circulatie
D
de atmosferische circulatie

Slide 20 - Quiz

Welk type water is het zwaarst?
A
Koud & zout water
B
Warm & zout water
C
Koud & zoet water
D
Warm & zoet water

Slide 21 - Quiz

Leg met behulp van de bron uit waarom
het klimaat in Noorwegen warmer is dan in
Canada

Slide 22 - Open question

Op de afbeelding zie je de
situatie tijdens een ...
A
El Nino
B
La Nina

Slide 23 - Quiz

Twee beweringen:
1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom
2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 24 - Quiz

De nabijheid van water leidt tot:
A
Een groter temperatuurverschil tussen dag & nacht
B
Een kleiner temperatuurverschil tussen dag & nacht

Slide 25 - Quiz

A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
E-Klimaat
B-Klimaat

Slide 26 - Drag question

A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
Tropisch Klimaat
Gemiddelde maandtemperatuur nooit lager dan 18 graden
Droge / aride klimaten
Max 400 mm neerslag per jaar
Zeeklimaten
Temperatuur koudste maand gemiddeld tussen -3 en +18 graden
Landklimaten
Koudste maand kouder dan -3, warmste maand warmer dan +10
Poolklimaat
Warmste maand gemiddeld kouder dan +10

Slide 27 - Drag question

Welk antwoord/antwoorden is/zijn juist?
Het voorkomen van een BS-klimaat in Los Angeles in het westen van de VS is te verklaren met ...
A
de breedteligging
B
het type oppervlak
C
de ligging van gebergtes
D
een koude zeestroom voor de kust

Slide 28 - Quiz

Bij een Cs-klimaat groeien vooral ...
A
loofbomen
B
naaldbomen
C
struiken en mossen
D
kurkeiken

Slide 29 - Quiz

Deze grafiek is van een ...
A
As-klimaat
B
Aw-klimaat
C
Af-klimaat
D
BS-klimaat

Slide 30 - Quiz

Welke 2e letter van het klimaatsysteem hoort waar?
Winterdroogte
Zomerdroogte
Droogteseizoen faalt
Steppe
Woestijn
Toendra
Vriest
s
w
f
F
T
W
S

Slide 31 - Drag question

De Zuidwestmoesson in Juli bij India ...
A
is aflandig en zorgt voor droogte
B
is aflandig en zorgt voor neerslag
C
is aanlandig en zorgt voor droogte
D
is aanlandig en zorgt voor neerslag

Slide 32 - Quiz

ITCZ in Zuid-Oost Azië: Sleep de klimaatgrafieken naar de juiste plaats

Slide 33 - Drag question

Het klimaatsysteem van Köppen is gebaseerd op
A
temperatuur
B
neerslag
C
wind
D
natuurlijke plantengroei

Slide 34 - Quiz

Welk klimaat van het klimaatsysteem van Köppen komt niet of nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 35 - Quiz

Hoe heten de blauwe
lijnen op de weerkaart?
A
isothermen
B
isolijnen
C
isobaren
D
hoogtelijnen

Slide 36 - Quiz

Welke wind waait er volgens deze
weerkaart aan de westkust van Ierland?
Leg dit uit m.b.v. de wet van Buys Ballot.

Slide 37 - Open question

De boreale zone bestaat vooral uit ...
A
loofbomen
B
naaldbomen
C
struiken en mossen
D
grassen

Slide 38 - Quiz

Welk van de onderstaande antwoorden is GEEN voorbeeld van een klimaatfactor
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
bodem
D
type oppervlak

Slide 39 - Quiz

Twee beweringen:
1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom
2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 40 - Quiz

2 beweringen:
1. In de boreale zone groeit vooral naaldbos
2. Door klimaatverandering zal het toendraklimaat op het Noordelijk Halfrond naar het zuiden opschuiven

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 41 - Quiz

In het oosten van Afrika komen drie hoofdklimaten uit het systeem van
Köppen voor. Twee van deze hoofdklimaten zijn de A- en B-klimaten.
Geef aan  welk hoofdklimaat uit het systeem van Köppen nog meer voorkomt in Oost-Afrika;
 welk gebiedskenmerk ervoor zorgt dat dit klimaat voorkomt in
Oost-Afrika.

Slide 42 - Open question

Zuid Spanje wordt gekenmerkt door een Cs-klimaat, dit komt omdat in de zomer ...
A
de wind vaak aflandig is
B
de wind vaak aanlandig is
C
er dan vaak sprake is van lage druk

Slide 43 - Quiz

Waarom komt de boreale zone nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?

Slide 44 - Open question

Leg uit waarom er op de evenaar een E-klimaat kan voorkomen

Slide 45 - Open question

Twee beweringen:
1. Door klimaatverandering zal de toendra verder naar het zuiden opschuiven
2. Het versterkt broeikaseffect is een mondiaal probleem
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 46 - Quiz

In de Sahel, net ten zuiden van de Sahara, is de veehouderij een belangrijk bestaansmiddel.
Leg uit dat de veehouderij in de Sahel bijdraagt aan verwoestijning.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 47 - Open question

Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride Zone
Tropische zone

Slide 48 - Drag question

Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride zone
Tropische zone
Deze landschapszone is het gebied tussen de keerkringen. 
 In deze zone valt zo weinig neerslag en is de verdamping zo hoog dat er geen vegetatie kan groeien. 
Het is er iets koeler dan in de tropische zone. Er komt mediterrane plantengroei voor met altijd groene naaldbomen en bladverliezende loofbomen.
Er heerst een vochtig klimaat. Het wordt er niet ijskoud, en ook niet heel warm. Er groeien naaldbomen, bladverliezende loofbomen en er komen steppen (prairies) voor.
Er komen taiga’s met homogeen bos voor en toendra’s. In toendra’s ontdooit alleen de bovenlaag van de bodem in de zomer en er groeien geen bomen. 
Landschapszone waar het nooit warmer dan 10 °C wordt. Het is er te koud voor bomen; er groeien alleen struikachtige planten. 

Slide 49 - Drag question


De Franse rivier de Loire vervoert het minste water in de zomer. Geef de oorzaak van deze lage afvoer.

Slide 50 - Open question

Wat is geen voorbeeld van paleoklimaatonderzoek?
A
analyse samenstelling van gesteenten
B
analyse van zuurstofisotopen in poolijs
C
analyse stuifmeelkorrels in oude veen- en kleilagen
D
jaarringen onderzoeken

Slide 51 - Quiz

Twee beweringen:
1. Het bewegen van de aardplaten heeft grote invloed op klimaten in het verleden gehad
2. Het ontdooien van de permafrost is een voorbeeld van een negatieve terugkoppeling
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 52 - Quiz