Twee beweringen: 1. Langgolvige straling geabsorbeerd door de atmosfeer wordt ook wel het broeikaseffect genoemd 2. Het versterkte broeikaseffect wordt door de mens veroorzaakt
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
1 / 52
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Twee beweringen: 1. Langgolvige straling geabsorbeerd door de atmosfeer wordt ook wel het broeikaseffect genoemd 2. Het versterkte broeikaseffect wordt door de mens veroorzaakt
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
Slide 1 - Quiz
Latente energie wil zeggen dat
A
er energie overblijft door terugkaatsing
B
er water verdampt
C
de energie wordt geabsorbeerd door de dampkring
D
de energie compact wordt vervoerd
Slide 2 - Quiz
Op hoge breedte is het kouder ...
A
doordat de zonnestralen onder een grotere hoek invallen
B
omdat met omdat met elke 1000 m stijging de temperatuur met 6 graden afneemt
C
omdat daar de lucht ijler is
D
doordat de zonnestralen onder een kleinere hoek invallen
Slide 3 - Quiz
Het land warmt op. De lucht zet uit en wordt lichter dan de omgeving
Omdat de lucht lichter is dan de omgeving stijgt deze op
Hier is het koud. De lucht koelt af en krimpt.
De koelere zwaardere lucht daalt
Slide 4 - Drag question
Lagedrukgebied
Hogedrukgebied
Minimum
Maxiumum
Droog
Zonnig
Bewolkt
Neerslag
Weinig luchtdeeltjes
Veel luchtdeeltjes
Lucht stijgt
Lucht daalt
Slide 5 - Drag question
Het subtropisch maximum ligt op ...
A
O graden breedte
B
30 graden breedte
C
60 graden breedte
D
90 graden breedte
Slide 6 - Quiz
Welke wind waait er volgens deze bron tussen 0 en 30 graden NB?
A
een noordoostpassaat
B
een zuidwestmoesson
C
een zuidoostpassaat
D
een noordwestmoesson
Slide 7 - Quiz
Deze verdeling van de luchtdrukgebieden gaat over
A
Januari
B
Maart
C
Juli
D
September
Slide 8 - Quiz
Plaats de juiste omschrijving bij de juiste locatie
Evenaar
30 graden noorder- & zuiderbreedte
Lage luchtdruk
Hoge luchtdruk
Neerslag
Zonnig
Bewolkt
Droog
Slide 9 - Drag question
Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 10 - Open question
Zijn de volgende omschrijvingen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Over een jaar krijgt de evenaar het meeste energie van de zon
In juni geeft de zon de meeste energie aan de kreeftskeerkring
Het lagedrukgebied beweegt met de instraling van de zon mee
In juli is het vlak ten noorden van de evenaar droog
Slide 11 - Drag question
Welke antwoord antwoorden is juist? Wanneer er sprake is van een hogedrukgebied dan hebben we meestal te maken met ...
A
kans op neerslag
B
bewolking
C
helder weer
D
is het nat
Slide 12 - Quiz
Op hoeveel graden breedte ligt de ITCZ als je naar deze bron kijkt?
A
90
B
60
C
30
D
0
Slide 13 - Quiz
Welke data passen bij de afbeelding?
A
22 december
B
21 maart en 23 september
C
21 juni
Slide 14 - Quiz
Welke antwoord antwoorden is/zijn juist? Wanneer er sprake is van een hogedrukgebied in Nederland dan ...
A
is het droog
B
is het 's zomers warmer
C
is het 's winters kouder
D
is het nat
Slide 15 - Quiz
De Zuidwestmoesson in Juli bij India ...
A
is aflandig en zorgt voor droogte
B
is aflandig en zorgt voor neerslag
C
is aanlandig en zorgt voor droogte
D
is aanlandig en zorgt voor neerslag
Slide 16 - Quiz
Twee beweringen: 1. Het albedo-effect heeft te maken met de klimaat-factor type oppervlak 2. E-klimaten komen alleen voor op hoge breedte
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist
Slide 17 - Quiz
Het klimaatsysteem van Köppen is gebaseerd op
A
temperatuur
B
neerslag
C
wind
D
natuurlijke plantengroei
Slide 18 - Quiz
Het corioliseffect is een ander woord voor ...
A
de ITCZ
B
de wet van Buys Ballot
C
de thermohaliene circulatie
D
de atmosferische circulatie
Slide 19 - Quiz
De werking van de diepwaterpomp heeft te maken met ...
A
de ITCZ
B
de Wet van Buys Ballot
C
de thermohaliene circulatie
D
de atmosferische circulatie
Slide 20 - Quiz
Welk type water is het zwaarst?
A
Koud & zout water
B
Warm & zout water
C
Koud & zoet water
D
Warm & zoet water
Slide 21 - Quiz
Leg met behulp van de bron uit waarom het klimaat in Noorwegen warmer is dan in Canada
Slide 22 - Open question
Op de afbeelding zie je de situatie tijdens een ...
A
El Nino
B
La Nina
Slide 23 - Quiz
Twee beweringen: 1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom 2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 24 - Quiz
De nabijheid van water leidt tot:
A
Een groter temperatuurverschil tussen dag & nacht
B
Een kleiner temperatuurverschil tussen dag & nacht
Slide 25 - Quiz
A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
E-Klimaat
B-Klimaat
Slide 26 - Drag question
A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
Tropisch Klimaat
Gemiddelde maandtemperatuur nooit lager dan 18 graden
Droge / aride klimaten
Max 400 mm neerslag per jaar
Zeeklimaten
Temperatuur koudste maand gemiddeld tussen -3 en +18 graden
Landklimaten
Koudste maand kouder dan -3, warmste maand warmer dan +10
Poolklimaat
Warmste maand gemiddeld kouder dan +10
Slide 27 - Drag question
Welk antwoord/antwoorden is/zijn juist? Het voorkomen van een BS-klimaat in Los Angeles in het westen van de VS is te verklaren met ...
A
de breedteligging
B
het type oppervlak
C
de ligging van gebergtes
D
een koude zeestroom voor de kust
Slide 28 - Quiz
Bij een Cs-klimaat groeien vooral ...
A
loofbomen
B
naaldbomen
C
struiken en mossen
D
kurkeiken
Slide 29 - Quiz
Deze grafiek is van een ...
A
As-klimaat
B
Aw-klimaat
C
Af-klimaat
D
BS-klimaat
Slide 30 - Quiz
Welke 2e letter van het klimaatsysteem hoort waar?
Winterdroogte
Zomerdroogte
Droogteseizoen faalt
Steppe
Woestijn
Toendra
Vriest
s
w
f
F
T
W
S
Slide 31 - Drag question
De Zuidwestmoesson in Juli bij India ...
A
is aflandig en zorgt voor droogte
B
is aflandig en zorgt voor neerslag
C
is aanlandig en zorgt voor droogte
D
is aanlandig en zorgt voor neerslag
Slide 32 - Quiz
ITCZ in Zuid-Oost Azië: Sleep de klimaatgrafieken naar de juiste plaats
Slide 33 - Drag question
Het klimaatsysteem van Köppen is gebaseerd op
A
temperatuur
B
neerslag
C
wind
D
natuurlijke plantengroei
Slide 34 - Quiz
Welk klimaat van het klimaatsysteem van Köppen komt niet of nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 35 - Quiz
Hoe heten de blauwe lijnen op de weerkaart?
A
isothermen
B
isolijnen
C
isobaren
D
hoogtelijnen
Slide 36 - Quiz
Welke wind waait er volgens deze weerkaart aan de westkust van Ierland? Leg dit uit m.b.v. de wet van Buys Ballot.
Slide 37 - Open question
De boreale zone bestaat vooral uit ...
A
loofbomen
B
naaldbomen
C
struiken en mossen
D
grassen
Slide 38 - Quiz
Welk van de onderstaande antwoorden is GEEN voorbeeld van een klimaatfactor
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
bodem
D
type oppervlak
Slide 39 - Quiz
Twee beweringen: 1. Een koude zeestroom is wat temperatuur betreft altijd kouder dan een warme zeestroom 2. Bij een koude zeestroom voor de kust is de kans op neerslag kleiner dan bij een warme zeestroom
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 40 - Quiz
2 beweringen: 1. In de boreale zone groeit vooral naaldbos 2. Door klimaatverandering zal het toendraklimaat op het Noordelijk Halfrond naar het zuiden opschuiven
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 41 - Quiz
In het oosten van Afrika komen drie hoofdklimaten uit het systeem van Köppen voor. Twee van deze hoofdklimaten zijn de A- en B-klimaten. Geef aan welk hoofdklimaat uit het systeem van Köppen nog meer voorkomt in Oost-Afrika; welk gebiedskenmerk ervoor zorgt dat dit klimaat voorkomt in Oost-Afrika.
Slide 42 - Open question
Zuid Spanje wordt gekenmerkt door een Cs-klimaat, dit komt omdat in de zomer ...
A
de wind vaak aflandig is
B
de wind vaak aanlandig is
C
er dan vaak sprake is van lage druk
Slide 43 - Quiz
Waarom komt de boreale zone nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?
Slide 44 - Open question
Leg uit waarom er op de evenaar een E-klimaat kan voorkomen
Slide 45 - Open question
Twee beweringen: 1. Door klimaatverandering zal de toendra verder naar het zuiden opschuiven 2. Het versterkt broeikaseffect is een mondiaal probleem
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist,
2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist,
2 juist
Slide 46 - Quiz
In de Sahel, net ten zuiden van de Sahara, is de veehouderij een belangrijk bestaansmiddel. Leg uit dat de veehouderij in de Sahel bijdraagt aan verwoestijning. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.
Slide 47 - Open question
Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride Zone
Tropische zone
Slide 48 - Drag question
Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride zone
Tropische zone
Deze landschapszone is het gebied tussen de keerkringen.
In deze zone valt zo weinig neerslag en is de verdamping zo hoog dat er geen vegetatie kan groeien.
Het is er iets koeler dan in de tropische zone. Er komt mediterrane plantengroei voor met altijd groene naaldbomen en bladverliezende loofbomen.
Er heerst een vochtig klimaat. Het wordt er niet ijskoud, en ook niet heel warm. Er groeien naaldbomen, bladverliezende loofbomen en er komen steppen (prairies) voor.
Er komen taiga’s met homogeen bos voor en toendra’s. In toendra’s ontdooit alleen de bovenlaag van de bodem in de zomer en er groeien geen bomen.
Landschapszone waar het nooit warmer dan 10 °C wordt. Het is er te koud voor bomen; er groeien alleen struikachtige planten.
Slide 49 - Drag question
De Franse rivier de Loire vervoert het minste water in de zomer. Geef de oorzaak van deze lage afvoer.
Slide 50 - Open question
Wat is geen voorbeeld van paleoklimaatonderzoek?
A
analyse samenstelling van gesteenten
B
analyse van zuurstofisotopen in poolijs
C
analyse stuifmeelkorrels in oude veen- en kleilagen
D
jaarringen onderzoeken
Slide 51 - Quiz
Twee beweringen: 1. Het bewegen van de aardplaten heeft grote invloed op klimaten in het verleden gehad 2. Het ontdooien van de permafrost is een voorbeeld van een negatieve terugkoppeling