Betrekkelijk voornaamwoord

Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden.
A
juist
B
onjuist
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

.... jij tegen hem zei, kon ik niet verstaan.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 2 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

De opmerking ... Ronald maakt, kan ik niet plaatsen.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 3 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

Op alles ... u vandaag koopt, krijgt u korting.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord

Dat is iets ... je niet te vaak moet doen.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

.... te laat komt, komt er niet meer in.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

De brief .... zij wil schrijven, hoef ik niet te lezen.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 7 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

De fiets van dat meisje, ... was gestolen, is teruggevonden.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 8 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

Het aantal leerlingen .... een baantje heeft, is niet te tellen.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

Op alles ... u vandaag koopt, krijgt u korting.
A
die
B
wie
C
dat
D
wat

Slide 10 - Quiz