1. Jan
appt (pvtt)
zijn vriend dat hij wat later komt.
2. Op de kunstijsbaan hebben de liefhebbers tot en met maart geshorttrackt (vd).
3. Op de vorige familiedag barbecuede (pvvt) het gezelschap tot 's avonds laat.
4. Als hoeveelste finishte (pvvt) jij bij de hardloopwedstrijd?
5. Het damesteam heeft zaterdag in de stromende regen gehockeyd (vd).
6. In het restaurant had de kok verse kreeft gegrild (vd) voor de gasten.