2020-04-06 Future (herhaling)

Welcome! 
Veel succes en plezier met deze nieuwe les vandaag.

We gaan vandaag kijken wat je nog weet van vorige week over de 'future tenses' = de toekomstige tijd in het Engels. 

En verder heb je tijd om te leren / oefeningen te maken over dit hoofdstuk. 

1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome! 
Veel succes en plezier met deze nieuwe les vandaag.

We gaan vandaag kijken wat je nog weet van vorige week over de 'future tenses' = de toekomstige tijd in het Engels. 

En verder heb je tijd om te leren / oefeningen te maken over dit hoofdstuk. 

Slide 1 - Slide

Vragen?
Als je vragen hebt, kun je op verschillende manieren contact met mij opnemen. Kies zelf maar wat je fijn vindt:

  • via het Word Online bestand
  • via Skype
  • via mail 

Slide 2 - Slide

Goal
You can use the future tenses correctly. 

You can explain the difference between will / shall / going to

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog van vorige week?  


Wat is het verschil tussen will / shall / going to? 


Slide 4 - Slide

Leg uit in je eigen woorden: Wat is het verschil tussen will / shall / going to?

Slide 5 - Open question

3 manieren
Dit waren de 3 vormen. 

  1. to be going to + hele werkwoord
  2. will + hele werkwoord
  3. shall + hele werkwoord

Slide 6 - Slide

Laten we kijken wat je nog weet!

Slide 7 - Slide

Wat zijn de vormen van 'to be'?
A
be - been
B
am - is - are
C
are
D
geen idee

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je de vorm 'to be going to + hele werkwoord'?
A
Als je iets van plan bent (en dat plan had je al eerder gemaakt)
B
bij een voorspelling
C
in een vraagzin als je iemand om een mening vraagt.
D
Als je beslist om op dat moment iets te doen.

Slide 9 - Quiz

Wanneer gebruik je de vorm 'to be going to + hele werkwoord' nog meer?
A
bij een wens
B
bij een voorspelling
C
in een vraagzin als je iemand om een mening vraagt.
D
als er bewijs is dat er iets gaat gebeuren.

Slide 10 - Quiz

Vul maar in:
Susan and Jack ... play soccer tonight
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
to be going to

Slide 11 - Quiz

Vul maar in:
I ... play soccer tonight
A
am going to
B
is going to
C
are going to
D
to be going to

Slide 12 - Quiz

Neem de zin over en maak deze zin compleet (gebruik 'to be going to'):
She ... (play) soccer tonight.

Slide 13 - Open question

Neem de zin over en maak deze zin compleet (gebruik 'to be going to'):
Look at the blue sky. It is ... (not - rain) today.

Slide 14 - Open question

Kan de vorm 'will' veranderen in een zin? Bijvoorbeeld 'willing' of 'wills'?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Wat staat er altijd achter het werkwoord 'will' ?
A
het onderwerp
B
not
C
het hulpwerkwoord
D
het hele werkwoord

Slide 16 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van hele werkwoorden?
A
plays - goes - walks
B
playing - going - walking
C
play - go - walk
D
played - went - walked

Slide 17 - Quiz

Welke zin is juist?
A
She wills go to the zoo.
B
She willn't go to the zoo.
C
She's will go to the zoo
D
She won't go to the zoo.

Slide 18 - Quiz

Welke zin is juist?
A
It'll be hot this summer.
B
It willn't be hot this summer.
C
It will to be hot this summer.

Slide 19 - Quiz

Vul maar in:
Peter ... soccer next week
A
wills
B
will
C
will play
D
will playing

Slide 20 - Quiz

Vul maar in:
Susan and Jack ... soccer in a few months
A
wills not
B
will not
C
won't play
D
won't playing

Slide 21 - Quiz

Wanneer gebruik je de vorm 'will + hele werkwoord'?
A
Als je iets van plan bent (en dat plan had je al eerder gemaakt)
B
als er bewijs is dat iets gaat gebeuren.
C
in een vraagzin als je iemand om een mening vraagt.
D
Als je beslist om op dat moment iets te doen.

Slide 22 - Quiz

Wanneer gebruik je de vorm 'will + hele werkwoord' nog meer?
A
bij een belofte
B
bij een voorspelling
C
bij een aanbod
D
bij een wens

Slide 23 - Quiz

Neem de zin over en maak deze zin compleet (gebruik 'will'):
You ... (win) the game.

Slide 24 - Open question

Neem de zin over en maak deze zin compleet (gebruik 'will'):
We promise we ... (be) on time.

Slide 25 - Open question

Wanneer gebruik je de vorm 'shall + hele werkwoord'?
A
In elke vraagzin
B
In een bevestigende zin
C
in een vraagzin als je iemand om een mening vraagt.
D
in een ontkennende zin.

Slide 26 - Quiz

Bij welke personen mag je 'shall+hele werkwoord' gebruiken?
A
He / she / it
B
You
C
I / we
D
Alle personen

Slide 27 - Quiz

Waarvoor gebruik je 'shall + hele werkwoord'?
A
Als je een mening vraagt.
B
Als je iets aanbiedt in een vraagzin.
C
Als je een voorstel doet in een vraagzin

Slide 28 - Quiz

Kies uit will of shall:
... you cook dinner tonight?
A
will
B
shall

Slide 29 - Quiz

Kies uit will of shall:
......... your boyfriend go with you?

A
will
B
shall

Slide 30 - Quiz

Kies uit will of shall:
........... I come with you then?

A
will
B
shall

Slide 31 - Quiz

Kies uit will of shall:
No, I don't think he ............

A
will
B
shall

Slide 32 - Quiz

Kies uit will of shall:
What ........... you do when you are in London?
A
will
B
shall

Slide 33 - Quiz

Kies uit will of shall:
I .......... ask my parents tonight.
A
will
B
shall

Slide 34 - Quiz

Kies uit will of shall:
..... help you with your homework?
A
will
B
shall

Slide 35 - Quiz

I ...... visit my niece this week.
A
will
B
'm going to

Slide 36 - Quiz

..... we go to the city tonight?
A
are we going to
B
shall
C
will

Slide 37 - Quiz

In ten years time this...be forgotten.
A
is going to
B
will
C
shall
D
shan´t

Slide 38 - Quiz

I hope the weather _____ nice.
A
will be
B
is going to be
C
shall be

Slide 39 - Quiz

Mark just said that he ...... bring the snacks to the party.
A
is going to
B
will
C
shall
D
be

Slide 40 - Quiz

Wait, I __?__ clean that mess.
A
will help
B
am going to help

Slide 41 - Quiz

SAMENVATTING

To be going to + hele werkwoord
  • Bevestigende zin: am/is/are + going to + hele werkwoord
  • Vraagzin: am/is/are (vooraan de zin zetten)
  • Ontkenning: am/is/are + NOT + going to + hele werkwoord

  1. Als je iets van plan bent (en dat plan had je al eerder gemaakt). 
  2. Als er bewijs is (of aanwijzingen) dat iets gaat gebeuren. 


Will + hele werkwoord
  • Will wordt vaak afgekort tot 'll. Will not wordt vaak afgekort tot won't.

  1. Als je een beslissing neemt op het moment dat je het zegt. 
  2. Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling. 

Shall + hele werkwoord
  • Shall mag dus alleen in een vraagzin met I & we.
  1. Alleen als je een mening vraagt, aanbod of voorstel doet.



Slide 42 - Slide

Let's get to work
  1. Open de methode, lesson 4.5. Maak opdracht 6, 7, 8, 9, 10
  2. Doe de test jezelf van les 4.5

Klaar met bovenstaande opdrachten? 
Kies dus tussen oefenen via Quizlet of maak de versterk jezelf. 

Slide 43 - Slide