Scheikunde voor V5 biologie

Scheikunde
Hoofdstukken = groen
Vragen = blauw
Informatie = wit
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Scheikunde
Hoofdstukken = groen
Vragen = blauw
Informatie = wit

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Introductie: zout
en lading; positief en negatief

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Waardoor gaat de dode inktvis dansen?
A
Hij was niet dood
B
De cellen nemen de suikers in de saus op
C
De cellen nemen de zouten in de saus op
D
De cellen reageren op de veranderde zoutconcentratie

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Als je het over zout hebt, dan bedoelen de meeste mensen keukenzout. Uit welke elementen bestaat dit?
A
Natrium en Kalium
B
Kalium en Chloride
C
Natrium en Chloride

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Er bestaan veel zouten. Waaruit bestaat een zout dan eigenlijk?
A
zout bestaat uit atomen?
B
zout bestaat uit ionen?
C
zout bestaat uit moleculen?
D
zout bestaat uit kernen?

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Zouten
  • Zouten zijn opgebouwd uit ionen
  • Ionen zijn deeltjes met een lading
  • Net zoveel positieve lading als negatieve lading, een zout is elektrisch neutraal; een zout heeft geen lading

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Soorten ladingen
Er bestaan 2 soorten ladingen:
  • Positieve lading
  • Negatieve lading

Dezelfde ladingen stoten elkaar af
Ongelijke ladingen trekken elkaar aan

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Kern met daaromheen de elektronen
Proton           1+lading
Neutron        0
Elektron        1- lading

Kern POSITIEF geladen
Elektronen NEGATIEF geladen
Atoom in geheel heeft GEEN lading


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De definitie: wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een niet-metaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee niet-metalen
D
een moleculaire stof die kan oplossen in water

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

1: Atomen, moleculen en verbindingen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Atomen
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen.

Er bestaan ongeveer 100 soorten atomen.
Elk atoomsoort heeft een symbool.

Omdat atomen basis zijn voor alle stoffen worden ze ook wel elementen genoemd. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Moleculen en atomen
Moleculen bestaan uit 2 of meer atomen.

Er bestaan meer dan 100 
verschillende soorten atomen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

 Noteer en leer:
Elementen: C H O N P, Ca Na Cl Fe Mg (noteer de namen)
Stoffen: koolstofdioxide, water, waterstof, stikstof, zuurstof, fosfaat, nitraat, ammoniak, methaan, natriumchloride, calciumcarbonaat (noteer de formule)
Delen van organische moleculen: zuurgroep (ook wel: carboxygroep), methylgroep, aminogroep (noteer de structuurformule)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

3 typen bindingen
Metaal binding                     ion binding                 covalente binding          

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Atoombinding = covalente binding
Wat was ook alweer een covalente binding?  (of atoombinding)

De covalente binding is de binding die atomen
in een molecuul bij elkaar houdt.

Dat is dus een binding in moleculen







Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Covalente binding

Bij een covalente binding delen beide atomen 1 of meerdere elektronen

Een ander woord voor covalente binding = atoombinding

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

ATOOMBINDING
In een molecuultekening geef je de atoombinding of covalente binding weer met een streepje
Covalente binding

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Zwakkere bindingen
waterstofbruggen
zwavelbruggen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbrug
Tussen de ~N-H groepen van twee moleculen. 

Een waterstofbrug: loopt van een H-atoom naar een N-atoom (of een O-atoom).

Let op, een C-H groep kan NOOIT een waterstofbrug vormen.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Waterstofbrug: van H naar O

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Vorming van zwavelbrug

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hoe sterk is een waterstofbrug ten opzichte van een atoombinding?
A
Een waterstof brug is 2x zo sterk als een atoombinding.
B
Een waterstofbrug is even sterk al een atoombinding
C
Een waterstofbrug is 1/2 zo sterk als een atoombinding
D
Een waterstofbrug is 1/10 van de sterkte van een atoombinding.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een waterstofbrug is tussen een ... en een ....
A
Een H en een O
B
Een H en een N
C
Een H en een H
D
Antwoord A en B zijn juist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

2: Formules en structuurformules

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Molecuulformule
 Een molecuulformule geeft aan welke atoomsoorten en hoeveel van elke atoomsoort in een molecuul voorkomt. Vaak staan de atomen op alfabetische volgorde

C6H12O6  (glucose)  -->  LET OP IS MAAR 1 MOLECUUL
In dit molecuul (verbinding) komen dus voor:
6 keer een C (koolstof)
12 keer een H (waterstof)
en 6 keer een O (zuurstof)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Naam, formule en structuurformule
Naam                           Formule                                 Structuurformule

water

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Type structuurformule
  • Meerdere opties voor tekenen van structuurformule
  • Hoe groter, complexer --> meer abstract getekend
  • Heel rechts is meest wetenschappelijk

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Kijk eens in je BINAS, voorin het groene gedeelte. Wat valt je op aan de structuurformule van vetzuren?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

3: Reactievergelijkingen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Aardgas
  • Reactievergelijking
  • Links en rechts van de pijl moeten de aantallen atomen kloppen

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat klopt er niet aan deze reactievergelijking?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Geef de reactievergelijking van de fotosynthese.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

4: zuren en basen

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

pH
- pH geeft de zuurtegraad van een oplsossing aan
- pH schaal van 0 tot 14.

pH lager dan 7 is zuur.
pH hoger dan 7 is base.
zuurgraad en pH schaal

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Zuren en basen
Een zuur is een verbinding die, als het is opgelost, H+ ionen afgeeft
Een base is een verbinding die, als het is opgelost, OH- ionen afgeeft
(een base is een verbinding die, als het is opgelost, H+ ionen opneemt)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wordt de oplossing zuurder of meer basisch wanneer er CO2 in oplost?
Carbonzuur

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

NOx
Stikstofoxide verbindingen komen vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen.
Reageren in de atmosfeer met water -> vormt HNO3 = zuur
-> zure regen.

(De som van stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2) wordt stikstofoxiden (NOx) genoemd (RIVM))
Wat is NH3, een zuur of een base?

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Toepassen


Kan je nu beschrijven wat hier gebeurt? 


Slide 39 - Slide

This item has no instructions

5: Organische moleculen
DNA,  koolhydratenvetten en eiwitten

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Organisch en anorganisch 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

DNA

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vraagjes over DNA (BINAS)
1: Welke basen zitten steviger tegen elkaar geplakt: 
A en T of G en C?
2: Hoe heet de verbinding tussen deze basen?
3: kan je in de BINAS de fosfaatgroep, de suiker en de stikstofbase aanwijzen in een DNA molecuul?

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

sachariden = koolhydraten
monosachariden (bv. glucose, ribose)

disachariden (bv. sacharose, = suiker)

polysachariden (bv. zetmeel)

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

polysachariden

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Vetten (lipiden)
Verschillende soorten vet.
Vetten bestaan uit dezelfde atomen als glucose (C,H,O). Alle organismen kunnen glucose omzetten in vetten.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Hydrofiel / hydrofoob
Hydrofiel --> houdt van water
Hydrofoob --> houdt niet van water 

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

HYDROFIEL EN HYDROFOOB

Slide 48 - Slide

Voorbeeld van olie en water
Eiwit-structuren
-Eiwit = Aminozuurketen
-Aminozuren verbonden met 
covalente binding
-Vouwen op basis
van eigenschappen groep
aan aminozuur
- hydrofoob vs hydrofiel
- zwavelbrug
- waterstofbrug

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Peptide
aminozuren 
- aminogroep (H2N-)
- zuurgroep (-COOH)
- restgroep
   alleen de restgroep is 
   per aminozuur anders

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

I: De uiteinden van een eiwit hebben een aminogroep en een carbonzuurgroep
II: De uiteinden van een eiwit bestaan uit aminogroepen
A
I is juist
B
II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions