Bijvoeglijk naamwoord Spaans

Bijvoeglijk naamwoord Spaans
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Bijvoeglijk naamwoord Spaans

Slide 1 - Slide

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'bonito' bij 'La casa'
A
bonito
B
bonitos
C
bonita
D
bonitas

Slide 2 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'alto' bij 'Los chicos'
A
altos
B
alta
C
altas
D
alto

Slide 3 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'grande' bij 'La mesa'
A
grand
B
grande
C
grandes
D
granda

Slide 4 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord can 'simpático' bij 'Las chicas'
A
simpática
B
simpáticos
C
simpáticas
D
simpático

Slide 5 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'azul' (blauw) bij 'La bicicleta'
A
azulo
B
azula
C
azule
D
azul

Slide 6 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'moderno' bij 'El hotel'
A
moderno
B
modernos
C
moderna
D
mordernas

Slide 7 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'divertido' bij 'El chico'
A
divertida
B
divertide
C
divertido
D
divertidi

Slide 8 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'ancho' bij 'La playa'
A
ancho
B
ancha
C
anchos
D
anchas

Slide 9 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'simpático' bij 'Los estudiantes'
A
simpáticas
B
simpáticos
C
simpáticas
D
simpático

Slide 10 - Quiz

Kies het correcte bijvoeglijk naamwoord van 'verde' bij 'La hierba'
A
verda
B
verdo
C
verde
D
verdi

Slide 11 - Quiz

Hoeveel had je er goed?
A
0-6
B
6-8
C
9-10
D
11-12

Slide 12 - Quiz