Arm en Rijk VWO paragraaf 1.3.

Wat was er hier gaande? Waardoor komt dat?
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat was er hier gaande? Waardoor komt dat?

Slide 1 - Slide

Welke titel hoort waarbij?
Links = exporterende landen
Rechts = importerende landen
De voornaamste tarwe-importerende landen, 2013 - 2015.
De voornaamste tarwe-exporterende landen, 2013 - 2015.

Slide 2 - Slide

Vervoert dit schip: Zand of graan?
Graan, dit is een bulkgoed dat per schip vervoerd wordt.

Slide 3 - Slide

Honger in de wereld

Slide 4 - Slide

Soorten honger
  • Kwantitatieve honger: hoeveelheid is niet voldoende  --> hongersnood
  • Kwalitatieve honger: samenstelling van het voedsel is niet goed --> ondervoeding

Slide 5 - Slide

Voedselzekerheid
Recht van ieder mens om genoeg voedsel van voldoende kwaliteit te eten. Vastgelegd in de Universele Rechten van de Mens

Slide 6 - Slide

Vroeger was landbouw lokaal; mensen kochten hun producten op de markt in de buurt. Tegenwoordig is er sprake van geglobaliseerde landbouw. Voedingsgewassen worden over de hele wereld verhandeld. Hierdoor ontstaan er transportstromen over de hele wereld.

Slide 7 - Slide

Edward Ullman stelt dat vervoer alleen tot stand komt als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Slide 8 - Slide

Transporttheorie van Ullman

Transport tussen gebieden kan alleen plaatsvinden als er voldaan is aan deze voorwaarden:

  1. Complementariteit: het ene gebied heeft iets dat het andere gebied niet heeft;
  2. Transporteerbaarheid: er moet transport mogelijk zijn
  3. Tussenliggende mogelijkheden of hindernis: is er wel of niet een goed alternatief op kortere afstand?
Wel een goede infrastructuur nodig. Vaak een probleem in ontwikkelingslanden
Ethiopie
In het noordoosten van Ethiopië heerste honger, terwijl er meer dan genoeg voedsel voorhanden was in het hoogland. Als gevolg van slechte verbindingen, etnische conflicten en politieke onwil kwam er geen graan uit het nabije hoogland, maar brachten hulpvluchten uit de verderaf gelegen Europese Unie voedsel naar het hongerige noordoosten.

Slide 9 - Slide

Interactietheorie toepassen
  1. Leg met de interactietheorie uit dat er een olietransport op gang komt tussen Japan en Indonesie. Gebruik alle elementen uit de theorie.
  2. Leg nu met de interactietheorie uit waarom Indonesië als olieleverancier van China wordt vervangen door China

Slide 10 - Slide

Een van de druktste containerlijnen is die tussen Shanghai en Los Angels. Leg uit hoe dat komt en gebruik de interactietheorie. 

Slide 11 - Slide



Wat is het verband tussen deze twee bronnen?

Slide 12 - Slide

Interactie theorie van Ullman

Slide 13 - Slide

Transporttheorie van Ullman

1. Complementariteit:
door verschillen in vraag en aanbod ontstaan er handelsstromen.
2. Transporteerbaarheid: er moet wel transport mogelijk zijn
3. Tussenliggende mogelijkheden: dient er zich een land aan wat dichterbij /goedkoper is("er tussen"), dan gaan landen daarvoor.
Transport tussen gebieden kan alleen plaatsvinden als er voldaan is aan deze voorwaarden:
Wel een goede infrastructuur nodig. Vaak een probleem in ontwikkelingslanden
Ethiopie
In het noordoosten van Ethiopië heerste honger, terwijl er meer dan genoeg voedsel voorhanden was in het hoogland. Als gevolg van slechte verbindingen, etnische conflicten en politieke onwil kwam er geen graan uit het nabije hoogland, maar brachten hulpvluchten uit de verderaf gelegen Europese Unie voedsel naar het hongerige noordoosten.

Slide 14 - Slide

1. Complementariteit
  • Vraag en aanbod: de ene regio heeft ergens een overschot van, de ander een tekort
  • Dan kán er handel/uitwisseling plaatsvinden tussen de regio's
  • Soms gebeurt dit niet: arme gebieden (waar de honger is) hebben niet altijd geld voor de voedselleveringen

Slide 15 - Slide

2. Transporteerbaarheid
  • Mate waarin het loont om een product te vervoeren
  • Slechte infrastructuur in ontwikkelingslanden --> voldoen dus vaak niet aan de voorwaarde van transporteerbaarheid

Slide 16 - Slide

Wanneer ontstaat er handel tussen gebieden?
'Interactietheorie van Ullman'
Handel tussen gebieden ontstaat als er voldaan wordt aan 3 voorwaarden:

1. wel complementariteit
(gebieden vullen elkaar aan)

2. wel transporteerbaarheid (verplaatsbaar)

3. geen tussenliggende mogelijkheden 
(dichterbij/goedkoper) 

Slide 17 - Slide

Tot stand komen handel en voedsel, 3 voorwaarden Ullman.
1. Complementariteit: Japan produceert te weinig rijst, Thailand juist veel
2. Transporteerbaarheid.
Vervoer is eenvoudig/goedkoop: relatieve afstand is gering.
3. Geen tussenliggende mogelijkheden: voor dezelfde kwaliteit en prijs. 

Slide 18 - Slide

Complementariteit - geen tussenliggende mogelijkheden - transporteerbaarheid
Interactietheorie van Ullman

Slide 19 - Slide

interactietheorie
1 - complementariteit
2 - transporteerbaarheid
3 - geen tussenliggende mogelijkheden



https://www.youtube.com/watch?v=wuJdgcGVQx0 

Slide 20 - Slide

Handel tussen ontwikkelde landen en minder-ontwikkelde landen is niet altijd eerlijk. Er kan sprake zijn van dumping of handelsverdragen die de positie van de minder-ontwikkelde landen verslechterd.

Wetenschappers geven aan dat er voldoende voedsel op de wereld is, maar dat het niet gelijk verdeeld is over de wereld.

Slide 21 - Slide

Verbetering van de positie van de MOL


Vanaf het midden van de vorige eeuw proberen Westerse landen en bedrijven de opbrengst van de gewassen te verhogen. In veel landen is er sprake van een Groene Revolutie: door het toepassen van nieuwe soorten met een hogere opbrengst en nieuwe technieken zoals kunstmest is de opbrengst per hectare toegenomen.

Slide 22 - Slide

Voordeel:

  • Hogere opbrenst per hectare

Nadelen:

  • Tradities en oude gewassen gaan verloren;
  • Bedreiging van de natuur: dalende grondwaterspiegel
  • Grote boeren profiteren, maar kleine niet
  • Dalende graanprijzen
  • Minder voedsel voor de lokale bevolking

Slide 23 - Slide

Genetische modificatie

Sinds het einde van de vorige eeuw proberen ze in laboratoria bepaalde eigenschappen van planten te verbeteren. Dit doen ze door de genen van het gewas of organisme aan te passen. Hierdoor ontstaan er gewassen met positieve eigenschappen (bijv. droogte-resistente gewassen). Doel verhogen van de opbrengst per hectare.Nadelen zijn dat deze soorten alleen zijn weggelegd voor rijke boeren en bedrijven. Ook zijn er ethische bezwaren.

Slide 24 - Slide

De groene revolutie 
--> was nodig om de voedselproductie te verhogen (en handel mogelijk te maken - complementariteit

Slide 25 - Slide

Groene revolutie
Enorme productieverhoging in de landbouw in ontwikkelingslanden door de invoering van:

  • kunstmest;
  • chemische bestrijdingsmiddelen;
  • de beste plantenrassen die sneller groeien en meer oogst opleveren

Wat kunnen nadelen zijn van deze veranderingen?
Zie volgende slide

Slide 26 - Slide

Groene revolutie nadelen
toename ongelijkheid
  • verontreinigingen (bodem & grondwater)
  • insecten verdwijnen
  • soorten verdwijnen
  • zaad van mno's (patent en export)
  • te duur voor arme boer
  • ethische vragen

Slide 27 - Slide

Groene revolutie als oplossing
Vroeger: 
wereldproductie van rijst en tarwe is sterk gestegen
Nu: Blijven zoeken naar
- betere irrigatietechnieken 
- gewasbeschermingsmiddelen 
- zaaizaad en kunstmest

Slide 28 - Slide

Oplossingen voor het dreigende voedseltekort
  • In het verleden ''De groene revolutie''.
  • Betere irrigatietechnieken.
  • Betere bescherming voor gewassen.
  • Sterkere gewassen.
  • Kunstmest die goed is voor het milieu,

Slide 29 - Slide

Maak- en huiswerk
.

Ga naar de supermarkt en maak een foto van de herkomst van twee producten.
(zorg ervoor dat te zien is wat voor product het is)
Neem de foto's mee voor de volgende AK les

Slide 30 - Slide

Welk soort honger kun je vinden in sommige ontwikkelde landen?

Slide 31 - Open question

Leg uit dat vooral rijke boeren met veel grond hebben geprofiteerd van de groene revolutie.

Slide 32 - Open question

Uit welke onderdelen bestaat de transportheorie van Ullman?
A
Complementariteit
B
Transporteerbaarheid
C
Tussenliggende mogelijkheden
D
Alle drie

Slide 33 - Quiz