Herhalen H1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom in de les

Vandaag:

• terugblikken §1.4
• terugblikken H1
• oefenopgave
• "speed-test"
• afsluiten les 

 

Vragen §1.4

Terugblik §1.4

Opgave 51

Opgave 51

Opgave 51

Vragen H1

Terugblik H1

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.

1. Waar
2. Niet waar

Het draaipunt zit bij punt

1. P
2. Q
3. R

               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 

1. Hefboom A
2. Hefboom B
3. Hefboom C
4. geen van alle

Wat is de functie van een hefboom?

1. Een hefboom is een krachtversterker
2. Een hefboom is een krachtverslapper
3. Een hefboom is een grotere arm

De arm van een kracht is

1. de korte afstand vanaf de kracht naar het draaipunt
2. Kortste afstand vanaf de werklijn van kracht A naar de werklijn van kracht B.
3. Kortste afstand vanaf de werklijn van kracht A naar het draaipunt
4. Kortste afstand vanaf de werklijn van kracht B naar het draaipunt

Wat is de werking van een vast katrol

1. het omdraaien van de kracht
2. het halveren van de kracht
3. het verdubbelen van de kracht
4. er gebeurt niets

Bereken de trekkracht in D

1. 24 N
2. 12 N
3. 8 N
4. 6 N

Een leerling trekt een massablok van 2 kg op.

Hoeveel losse katrollen heeft deze takel?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Tandwiel 3 draait in één seconde 1x rechtsom.

Tandwiel 2 draait dan

1. in 1 seconde sneller rechtsom
2. in 1 seconde langzamer rechtsom
3. in 1 seconde langzamer linksom
4. in 1 seconde sneller linksom

Oefenopgave

Wanneer zal de poes in het water vallen?

Welke formules ga je gebruiken?

1

Hoe bereken je zwaartekracht?

3

Hulpvragen:

Welke grootheden heb je nodig en hoe kom je hieraan?

2

Voorbereiden op een Toets!

• Lees de tekst van de paragraaf door;
• Maak een lijst van de signaalwoorden (blauw gedrukte woorden) met de betekenis;
• Lees 'Samengevat'. Snap je het? Prima, zo niet lees de tekst (of een gedeelte) nog eens door en pak je lijst met signaalwoorden erbij totdat je alles begrijpt.
• Maak nog wat opgaven, misschien ook uit de groene - of blauwe route;
• Lees 'Je kunt nu'. Kun je dat? Prima, zo niet maak nog wat opgaven totdat je alles met ja kunt beantwoorden;
• Maak de Oefentoets.