Letterlijk figuurlijk taal thema 3 week 2 les 9

Letterlijk of figuurlijk?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 11 min

Items in this lesson

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 1 - Slide

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 2 - Slide

Dat is een vreemde vogel.
Is dit letterlijk of figuurlijk
A
letterlijk
B
figuurlijk
C
letterlijk en figuurlijk

Slide 3 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk?
A
Letters staan in het alfabet en figuren niet.
B
Figuurlijk is dat het precies zo bedoeld als er staat. Letterlijk is anders bedoeld.
C
Letterlijk is dat het precies zo bedoeld is, als het er staat. Figuurlijk is anders bedoeld.
D
Er zit geen verschil tussen letterlijk en figuurlijk. Je mag kiezen wat je gebruikt.

Slide 5 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?
Ga op het dak zitten.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Moet je een spreekwoord
letterlijk of figuurlijk nemen?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 8 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?

'Sommige paddenstoelen zijn eetbaar.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?

'Ingrid struikelde over een opstapje.'
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk:
De kat in de zak kopen.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Letterlijk of figuurlijk?

Slide 12 - Slide