This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Elektriciteitsnet
Hoofdstuk 1
Elektriciteit
Formatieve toets
Slide 1 - Slide
Vul in: De spanning op het lichtnet in Nederland is altijd ............ Volt.
Slide 2 - Open question
Vul in: Als er teveel apparaten in één groep worden aangesloten kan de stroom te hoog te worden. Je spreekt dan van.........
Slide 3 - Open question
Vul in: In een huisinstallatie wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gekleurde draden. De kleur van de fasedraad is...................
Slide 4 - Open question
Vul in: In een huisinstallatie wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gekleurde draden. De kleur van de nuldraad is...................
Slide 5 - Open question
Vul in: In een huisinstallatie wordt gebruik gemaakt van vier verschillende gekleurde draden. De kleur van de schakeldraad is...................
Slide 6 - Open question
Op één groep wordt een aantal apparaten aangesloten: een föhn, een oplader en een waterkoker. Door de föhn loopt een stroom van 0,8 A. Door de oplader een stroom van 40 mA. Door de waterkoker een stroom van 1,2 A. De totale stroomsterkte in deze groep is nu:
A
4,2 A
B
42 A
C
2,4 A
D
2,04 A
Slide 7 - Quiz
Op één groep wordt een aantal apparaten aangesloten: Een magnetron van 900 W. Een kookplaat van 1750 W. Een afzuigkap van 250 W. Hoe groot is de stroomsterkte in deze groep?
A
2900 W
B
667 kW
C
12,6 A
D
230 V
Slide 8 - Quiz
Soms kan er in een huisinstallatie kortsluiting ontstaan. Wanneer spreek je van kortsluiting?
A
Als de aarddraad en de nuldraad elkaar raken
B
Als de schakeldraad en de nuldraad elkaar raken
C
Als de nuldraad en de fasedraad elkaar raken
D
Als de aarddraad en de fasedraad elkaar raken
Slide 9 - Quiz
Wanneer je een metalen apparaat aanraakt dat defect is loop je risico dat je onder stroom komt te staan. Hoe noem je de weerstand die de stroom ondervindt bij de overgang van het apparaat naar je lichaam?
A
lichaamsweerstand
B
contactweerstand
C
overgangsweerstand
Slide 10 - Quiz
Wat is de betekenis van het symbool hiernaast?
Slide 11 - Open question
Op een bepaald moment blijkt dat de stroom die een huis ingaat hoger is dan de stroom die het huis uitgaat. Vul in: Er is nu sprake van een..........
Slide 12 - Open question
Op een bepaald moment blijkt dat de stroom die een huis ingaat 14,5 A is. De stroom die het huist uitgaat blijkt 14,4 A te zijn. Schakelt de aardlekschakelaar de stroom wel of niet uit? Vul in: de aardlekschakelaar schakelt de stroom .......... uit.
Slide 13 - Open question
Youri schakelt de elektrische kookplaat in. Op datzelfde moment ziet hij dat in de keuken de stroom uitvalt. Hoe kan Youri nu het beste controleren of er sprake is van overbelasting?
A
Hij moet nagaan of de aardlekschakelaar nog 'aan' staat
B
Hij moet nagaan of de groepsschakelaar van de keuken nog 'aan' staat
C
Hij moet de stekkers van alle apparaten uit de keuken uit de stopcontacten halen
D
Hij moet nagaan of hij de energierekening wel op tijd heeft betaald
Slide 14 - Quiz
Het vemogen van een waterkoker is 1000W. Gedurende de dag wordt deze 3x 5 minuten aangezet. 1 kWh kost €0,22 Wat zijn de energiekosten voor de waterkoker tijdens een week vakantie
Slide 15 - Open question
In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. Noteer twee mogelijke oorzaken van het uitvallen van de elektriciteit.
Slide 16 - Open question
De radio in Peters huiskamer staat nog wel aan.
Hoe kan het dat daar de elektriciteit niet is uitgevallen?
Slide 17 - Open question
Loes (26 jaar) werkt als automonteur bij een garage. Na het vmbo (k) heeft ze de mbo-opleiding Eerste Autotechnicus gedaan. Loes was daar het enige meisje tussen twintig jongens, maar daar trok ze zich niets van aan. Later hoopt ze een eigen autobedrijf te starten. Maar op dit moment wil ze vooral het vak steeds beter leren kennen..
Slide 18 - Open question
Bereken hoe groot de stroomsterkte door de claxon is.
Informatie is te vinden in de vorige slide
Slide 19 - Open question
Op groep 2 van een huisinstallatie (230 V) zijn de volgende apparaten aangesloten: • een strijkijzer van 1200 watt; • een wasmachine van 2200 watt; • een tv van 300 watt. Hoe groot is de stroomsterkte door het strijkijzer?
Slide 20 - Open question
Bereken de totale stroomsterkte in groep 2 als alle drie apparaten aanstaan.
Slide 21 - Open question
Bereken of de apparaten in groep 2 tegelijk aan kunnen?
Slide 22 - Open question
In de afbeelding hiernaast zie je een groepenkast. Sleep de
juiste letter bij de naam.
groepsschakelaar
energiemeter
aardlekschakelaar
randaarde
A
B
C
D
Slide 23 - Drag question
Als de stroomkring niet gesloten is, loopt er een elektrische stroom.
A
juist
B
onjuis
Slide 24 - Quiz
Elektrische stroom ontstaat door de spanning die over de stroomkring staat.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quiz
De spanning meet je in ampère.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
Met een schakelaar kun je een stroomkring sluiten en verbreken.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
Een draadbreuk heeft geen invloed op de stroomkring.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
De capaciteit van een batterij is 2 500 mAh. Hij levert een stroom van 0,10 A. Bereken hoelang de batterij stroom kan leveren.
Slide 29 - Open question
De accu van de E-bike levert gedurende 2,5 uur een stroom van 6 ampère. Bereken de capaciteit van de accu met behulp van het stappenplan.
Slide 30 - Open question
Als in een serieschakeling een lamp kapot gaat, gaat de andere lamp ook uit
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quiz
In een serieschakeling heeft elke lamp een eigen schakelaar nodig
A
juist
B
onjuist
Slide 32 - Quiz
welk schakelschema hoort bij de afbeelding
A
B
C
D
Slide 33 - Quiz
Als in een parallelschakeling een lamp kapot gaat, gaat de andere lamp ook uit
A
juist
B
onjuist
Slide 34 - Quiz
In een parallelschakeling zitten meerdere stroomkringen
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quiz
Welk schakelschema hoort bij de afbeelding
A
B
C
D
Slide 36 - Quiz
welk schema is juist
A
B
C
D
Slide 37 - Quiz
stroomsterkte in alle aparaten gelijk
A
serieschakeling
B
parallelschakeling
Slide 38 - Quiz
spanning in alle aparaten gelijk
A
serieschakeling
B
parallelschakeling
Slide 39 - Quiz
wat geven de meters aan
A
de stroomsterkte is 4 A
de spanning is 12 V
B
de stroomsterkte is 0,4 A
de spanning is 12 V
C
de stroomsterkte is 4 A
de spanning is 7 V
D
de stroomsterkte is 0,4 A
de spanning is 7 V
Slide 40 - Quiz
hout is een ...
A
geleider
B
isolator
Slide 41 - Quiz
De radio is aangesloten op een spanning van 230 V. Door de radio gaat een stroomsterkte van 0,15 A. Bereken de weerstand door de radio. Denk om de eenheden!
Slide 42 - Open question
spanning
energie gebruik
vermogen
stroomsterkte
tijd
ampere
uur
kilowattuur
volt
watt
Slide 43 - Drag question
Een wasmachine is aangesloten op een spanning van 230 V en verwarmt het water. De stroomsterkte is 11 A. Bereken het vermogen van de wasmachine. Denk om de eenheden.
Slide 44 - Open question
Een wasmachine heeft een vermogen van 3000 W. Een wasbeurt duurt 2,5 uur. Bereken het energiegebruik van de wasmachine.
Slide 45 - Open question
Het energiegebruik van de wasmachine is 7,5 kWh. 1 kWh kost € 0,24. Bereken de kosten van een wasbeurt.
Slide 46 - Open question
Sharon heeft in haar kamer twee lampen branden. Een gloeilamp van 60 W en een ledlamp van 10 W. De ledlamp brandt 6 uur en de gloeilamp 3 uur. De prijs per kWh is € 0,25. Wat zijn de kosten van het branden van beide lampen?
Slide 47 - Open question
Een ledlamp van 25 W geeft 12 W aan licht. Bereken het rendement van de ledlamp.