Woordbetekenis en beeldspraak

Waar denk je aan bij het woord woordraadstrategie?
1 / 52
next
Slide 1: Open question
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Waar denk je aan bij het woord woordraadstrategie?

Slide 1 - Open question


4 Woordbetekenis raden 


Slide 2 - Slide

Hoe vind je een woordbetekenis?

  • In het woord zelf 
  • Context van het woord (omgeving van het woord)
  • Woordenboek


Slide 3 - Slide

Woordbetekenis vinden
- Synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis
* muur- wand
 - Omschrijving 
- Voorbeeld 
- Tegenstelling: groot-klein, zwart-wit, constant- af en toe

Slide 4 - Slide

Trucjes om toch de betekenis van een onbekend woord te begrijpen!

Slide 5 - Slide

Luister naar het filmpje en zoek de 5 trucjes om een woordbetekenis te vinden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

De vijf woordraadstrategiën

  • Zoek naar een synoniem
  • Omschrijving van het woord
  • Voorbeeld
  • Tegenstelling
  • Bekend woorddeel

Slide 8 - Slide



Wat is beeldspraak?

Slide 9 - Slide

Beeldspraak

Slide 10 - Slide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object(letterlijk) en het beeld (figuurlijk)
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding
D
alleen maar een object

Slide 13 - Quiz

Vergelijking

In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken , het object (o)  en het beeld (b). Object ( ook wel de werkelijkheid) en beeld zijn met elkaar verbonden door verbindingswoorden: als een..., lijkt wel een..., zo...als (een)..., een... van (een) .....


De inbreker(o) ging er als een haas (b) vandoor.

Chantal woont in een kast (b) van een huis (o).

Die kamer van jou (o) is net een zwijnenstal (b).



Slide 14 - Slide

Je kamer ziet eruit ALS
een zwijnenstal.

Slide 15 - Slide

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 16 - Quiz

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Spreekwoorden zijn vaak metaforen.

Ze werpen drempels op tegen de georganiseerde misdaad.
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Dat zet zoden aan de dijk.

Slide 17 - Slide

Ruim die
zwijnenstal eens op!

Slide 18 - Slide

Bij een personificatie heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
een kenmerk van een persoon geven aan een levenloos ding 11 Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Extra oefening Extra uitdaging Instellingen Bij een personificatie heb je.... A Alleen maar een beeld B Een beeld en de werkelijkheid C altijd het woordje ALS D HUH? watte? weet het niet meer... Quizvraag 11 Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Extra oefening Extra uitdaging Instellingen Bij een personificatie heb je.... A Alleen maar een beeld B Een beeld en de werkelijkheid C altijd het woordje ALS D HUH? watte? weet het niet meer... Quizvraag
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 19 - Quiz

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een ' dood'  ding.  Bijvoorbeeld:

 

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 20 - Slide

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 21 - Quiz

''Sterren op het ijs''! laten we kijken!
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
wat anders.....

Slide 22 - Quiz

De samenleving is ziek.
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 23 - Quiz

Die politicus is zo glad als een aal.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
wat anders.....

Slide 24 - Quiz

Wat vond je van deze les?
Auw en wauw moment

Slide 25 - Open question

Meer weten?
Ga dan  verder met deze les. 
De basis is net besproken.

Slide 26 - Slide

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 27 - Quiz

'Je brief glimlachte me toe'
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Beeldspraak

Slide 30 - Slide

Metonymie
Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. Je noemt een deel van het geheel. 
-Even de koppen tellen.
-Ik zou wel een Rembrandt willen hebben

Slide 31 - Slide

De laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 32 - Quiz

De hockeydames wonnen goud op de Spelen.
Dit is een...
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 33 - Quiz

Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 34 - Quiz

Na regen komt zonneschijn.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 35 - Quiz

Het leven is als een doos bonbons.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 36 - Quiz

Wij hebben een Herman Brood boven de bank hangen.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 37 - Quiz

Spreekwoorden zijn altijd metaforen. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

Moskou reageert fel op de kritieken.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 40 - Quiz

De toekomst lacht ons toe.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 41 - Quiz

Wat een sluwe vos.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Beeldspraak

Slide 42 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je? De samenleving is ziek.
A
metafoor
B
metonymia
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 43 - Quiz

De maan bespiedde ons vanuit de hemel.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Beeldspraak

Slide 44 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je? De samenleving is ziek.
A
metafoor
B
metonymia
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 45 - Quiz

8. Wat is geen vorm van beeldspraak?
A
metafoor
B
understatement
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 46 - Quiz

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
-

Slide 47 - Quiz

Beeldspraak:
Die droge tuin snakt naar een sproeibeurt.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 48 - Quiz

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 49 - Quiz

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving

Slide 50 - Quiz

Laaghangend fruit, stippen op de horizon zijn voorbeelden van..
A
beeldspraak
B
meningen
C
taalfouten
D
vergadertaal

Slide 51 - Quiz

'Mijn hart zei me het voorstel te accepteren.'
Deze vorm van beeldspraak heet:
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Synesthesie
D
Vergelijking

Slide 52 - Quiz