1 vmbo-kgt Thema 3.3 Ordenen: Planten

Thema 3 Ordening
3.3 Planten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3 Ordening
3.3 Planten

Slide 1 - Slide

Basisstof 3 Planten


Klaarzitten:
Tekstboek blz 171
Laptop: lessonup.app en open Bio online

Lesdoel: kan je kenmerken en voorbeelden noemen van zaadplanten en sporenplanten
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Herhalen 3.2 Dieren
  2. Leerdoelen vandaag
  3. Nieuwe theorie: 3.3 Planten
  4. Zelf aan de slag
  5. Herhalen leerdoelen en inplannen SO B1,2,3 op woensdag na de voorjaarsvakantie

Slide 3 - Slide

Waar kijken we naar bij de indeling van dieren?
A
Symmetrie en levenswijze
B
Leefomgeving en skelet
C
Vorm en symmetrie
D
Symmetrie en skelet

Slide 4 - Quiz

Wat is GEEN soort symmetrie?
A
Tweezijdig
B
Veelzijdig
C
Enkelzijdig

Slide 5 - Quiz

De symmetrie van dit dier is?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
eenzijdig
D
a-symmetrisch

Slide 6 - Quiz

Wat voor symmetrie heeft een zeester?
A
tweezijdige symmetrie
B
veelzijdige symmetrie
C
Geen symmetrie

Slide 7 - Quiz

Wat voor symmetrie heeft een mens?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 8 - Quiz

Een dier met een inwendig skelet heeft zijn skelet aan de ...?
A
Binnenkant. In zijn lichaam.
B
Buitenkant. Als een pantser.
C
Buitenkant. Als een schelp.
D
Buitenkant. Als een huisje.

Slide 9 - Quiz

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 10 - Quiz

Het skelet is...
A
Inwendig
B
Uitwendig

Slide 11 - Quiz

Een slak is een weekdier.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Een kwal is een neteldier
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken en voorbeelden noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 14 - Slide

Inleiding
Er zijn bijna 300.000 soorten planten.
Zelfs in de woestijn groeien planten.
Planten zijn de enige groep met bladgroenkorrels.

Slide 15 - Slide

3.3 planten
Planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillend uit.

Plantencellen hebben een celkern, celwand en bladgroenkorrels.

Slide 16 - Slide

3.3 Planten
planten kun je indelen in 2 kleinere groepen:
- sporenplanten (planten zonder bloemen)
- zaadplanten (planten met bloemen)

Bij de indeling kijken ze naar de manier van voortplanten.
(je moet de namen en kenmerken van deze groepen kennen!)

Slide 17 - Slide

Zaadplanten
- alle zaadplanten hebben bloemen
- planten zich voort door middel van zaden
- de zaden ontstaan in de bloemen
- uit een zaad kan een nieuwe plant groeien

De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Sporenplanten
- mossen en varens
- hebben GEEN bloemen
- planten zich voort door middel van sporen
- een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien



Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Sporenplanten
- bij mossen zitten deze sporen in sporendoosjes (steken op steeltjes boven de mosplant uit)
- bij varens zitten deze sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van het blad

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

VRAGEN??

Slide 27 - Slide

Zelf aan de slag
3.3 Planten: lees de tekst en maak de opdrachten:

Online opdracht 1 t/m 4 (opdr 4 in het boek)
(of vanaf blz. 172 in je boek)
Maak de TJZ B1,2,3
Leer daarna voor het SO: B1,2,3

Slide 28 - Slide

Lesdoelcheck
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 29 - Slide

Planten kunnen worden onderverdeeld in sporenplanten en ..............
Ze planten zich voort met .......... die ontstaan in de ...... 
Een paar voorbeelden van dit soort planten zijn de paardenbloem en de ...........
Appelboom
Bloemen
Zaden
Zaadplanten

Slide 30 - Drag question

Sporenplanten hebben:
A
Wortels en stengels
B
Wortels, stengels en bladeren
C
Wortel, stengels, bladeren en bloemen
D
geen van alle

Slide 31 - Quiz